ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2011/11/14/2011002051/staatsblad
14 NOVEMBER 2011. - Koninklijk besluit houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende de arbeidsherverdeling en de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen
ALBERT
II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet
op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet; Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende
bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, artikel 4; Gelet op de wet van 10 april 1995 betreffende
de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, artikel 7, § 4; Gelet op het koninklijk
besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van
de arbeid in de openbare sector; Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende
de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen; Gelet op
het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2010; Gelet op de akkoordbevinding
van de Staatssecretaris voor Begroting van 30 april 2010; Gelet op het protocol nr.658 van 27
juli 2011 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten; Gelet
op advies 50.291/3 van de Raad van State, gegeven op 30 september 2011, met toepassing van artikel 84,
§ 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op
de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, van de Minister van Werk en van de Minister van Ambtenarenzaken
en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij
: HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de
wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector Artikel
1. In artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet
van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, gewijzigd bij de koninklijke
besluiten van 24 september 1996 en 23 januari 1998, wordt het eerste lid vervangen als volgt : «
De periode van vrijwillige vierdagenweek wordt tijdelijk onderbroken wanneer het personeelslid één van
de volgende afwezigheden geniet : - moederschapsverlof en het verlof wegens vrijstelling van
arbeid in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en het artikel 18
van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd
in de openbare sector; - ouderschapsverlof; - verlof om dwingende redenen van familiaal
belang; - verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers,
van de gewest- en gemeenschapsraden, van de provincieraden, van de gemeenteraden of van de Europese vergaderingen; -
adoptieverlof, opvangverlof en pleegzorgverlof; - verlof voor loopbaanonderbreking teneinde
palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een
lid van het gezin of aan een familielid; - verminderde prestaties voor medische redenen in toepassing
van artikel 50, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven
en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen. ». HOOFDSTUK II. - Wijziging
van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan
de personeelsleden van de rijksbesturen Art. 2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van
19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 10 juni 2002, 12 december 2002, 12 oktober 2005,
17 januari 2007 en 7 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in §
2 wordt 4° vervangen als volgt : « 4° deelname aan een selectie voor de overgang naar een
hoger niveau; »; 2° in de Nederlandse tekst worden in de inleidende zin van § 3 de woorden
« bij overeenkomst » vervangen door de woorden « bij arbeidsovereenkomst »; 3° in §
3 wordt 2° vervangen als volgt : « 2° het omstandigheidsverlof, in zoverre dat het personeelslid
geen gebruik maakte van de bepalingen van artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende
de arbeidsovereenkomsten voor dezelfde gebeurtenis; »; 4° in § 3 wordt 3° vervangen
als volgt : « 3° het verlof voor het afstaan van organen of weefsels, voor het afstaan van
beenmerg en voor het geven van bloed, bloedplasma en bloedplaatjes; »; 5° in § 3 wordt
7° vervangen als volgt : « 7° het adoptieverlof, het opvangverlof en het pleegzorgverlof,
in zoverre dat het personeelslid geen gebruik maakte van de bepalingen van artikel 30ter, §§
1 tot 3 en van artikel 30quater van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids-overeenkomsten. Het
artikel 30ter, § 4 van dezelfde wet is evenwel van toepassing op het personeelslid dat bij arbeidsovereenkomst
wordt aangeworven en dat gebruik maakt van het adoptieverlof of het opvangverlof voorzien bij dit besluit;
»; 6° in § 3 wordt 8° vervangen als volgt : « 8° de onthaal- en opleidingsactiviteiten
en de deelname aan testen, met uitzondering van de deelname aan een selectie voor de overgang naar een
hoger niveau; »; 7° § 3 wordt aangevuld als volgt : « 13° het uitzonderlijk
verlof voor het vergezellen en bijstaan van zieken, personen met een handicap en maatschappelijk kwetsbare
mensen tijdens vakantiereizen en -verblijven in België of het buitenland of voor het begeleiden van sporters
met een handicap tijdens hun deelname aan de paralympische spelen of de « special olympics ». ». Art.
3. In artikel 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 januari 2007, worden
de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « artikel
52, eerste lid, artikel 53, § 2, artikel 62 en 63 » vervangen door de woorden « artikel 48bis,
artikel 52, eerste lid, artikel 53, § 2, artikel 62 en 63 »; 2° een § 3 wordt
ingevoegd, luidende : « § 3.- Voor de toepassing van dit besluit, wordt gelijkgesteld
met : 1° het huwelijk, het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door twee
personen van verschillend of gelijk geslacht die samenleven als koppel; 2° de echtgenoot van
de ambtenaar, de persoon, van verschillend of gelijk geslacht, met wie de ambtenaar samenleeft als koppel
op dezelfde woonplaats; 3° de echtgenote van de ambtenaar, de persoon, van verschillend of
gelijk geslacht, met wie de ambtenaar samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats; 4° de
vader, de persoon van het vrouwelijk of het mannelijk geslacht getrouwd met de moeder of die met haar
samenleeft als koppel, op dezelfde woonplaats. ». Art. 4. Artikel 3 van hetzelfde besluit,
wordt aangevuld als volgt : « De voorzitter van het directiecomité kan enkel een dienstvrijstelling
van collectieve aard toekennen voor : 1° een culturele of sportactiviteit georganiseerd door
de overheid waaronder de ambtenaar ressorteert of de sociale dienst; 2° een activiteit georganiseerd
ter gelegenheid van Nieuwjaar door de overheid waaronder de ambtenaar ressorteert. ». Art. 5.
In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2005, wordt
het derde lid vervangen als volgt : « De voorzitter van het directiecomité bepaalt de modaliteiten
van een eventuele overdracht van jaarlijks vakantieverlof naar het volgend jaar. Deze overdracht geldt
voor maximum één jaar. Indien de ambtenaar zijn volledig jaarlijks vakantieverlof of een deel
ervan niet heeft kunnen opnemen ten gevolge van een afwezigheid wegens ziekte, wegens een arbeidsongeval,
wegens een ongeval op weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte, dan is de overdracht niet
beperkt tot één jaar. Bij de terugkeer van de ambtenaar wordt het jaarlijks vakantieverlof opgenomen
naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst. ». Art. 6.
In artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°
In het vierde lid worden de woorden « bij overeenkomst » vervangen door de woorden « bij arbeidsovereenkomst
»; 2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Voor de berekening van de duur
van het jaarlijks vakantieverlof dat wordt toegekend aan het personeel dat bij arbeidsovereenkomst wordt
aangeworven, worden de periodes van afwezigheid voor geboorteverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof
toegekend bij het artikel 30, § 2, het artikel 30ter en het artikel 30quater van de wet van
3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, beschouwd als periodes van dienstactiviteit in de zin
van het eerste lid. Voor de berekening van de duur van het jaarlijks vakantieverlof dat wordt
toegekend aan het personeel dat bij arbeidsovereenkomst wordt aangeworven, worden de periodes van volledige
afwezigheid wegens ziekte, beschouwd als periodes van dienstactiviteit in de zin van het eerste lid.
». Art. 7. In artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « 29 werkdagen
» vervangen door de woorden « 28 werkdagen ». Art. 8. Artikel 15, van hetzelfde besluit, gewijzigd
door de koninklijke besluiten van 26 mei 1999 en 12 december 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 15.- Het omstandigheidsverlof wordt toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald : 1°
huwelijk van de ambtenaar : 4 werkdagen; 2° de bevalling van de echtgenote van de ambtenaar
: 10 werk dagen; 3° overlijden van de echtgeno(o)t(e) van de ambtenaar, overlijden van een
bloed- of aanverwant in de eerste graad van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e) alsook het overlijden
van de echtgeno(o)t(e) van het kind van de ambtenaar of het overlijden van de echtgeno(o)t(e) van het
kind van de echtgeno(o)t(e) van de ambtenaar : 4 werkdagen; 4° huwelijk van een kind van de
ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e) : 2 werkdagen; 5° het huwelijk van een broer, een zuster,
een schoonbroer, een schoonzuster, de vader, de moeder, de schoonvader, de stiefvader, de schoonmoeder,
de stiefmoeder, een kleinkind van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e) : 1 werkdag; 6°
overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e)
maar onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 2 werkdagen; 7° overlijden van een bloed-
of aanverwant in de tweede of in de derde graad van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e) maar niet
onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 1 werkdag; 8° verandering van standplaats opgelegd
in het belang van de dienst, wanneer de verplaatsing een bijdrage van de Staat in de verhuiskosten meebrengt
: 2 werkdagen; 9° priesterwijding of intreden in het klooster of elke andere gelijkaardige
gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e)
: 1 werkdag; 10° plechtige communie of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een andere
erkende religie van een kind van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e) : 1 werkdag; 11°
deelneming van een kind van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e) aan het feest van de "vrijzinnige
jeugd" : 1 werkdag; 12° oproeping als getuige voor een rechtscollege of persoonlijke verschijning
op aanmaning van een rechtscollege : voor de nodige duur; 13° de uitoefening van het ambt van
voorzitter, van bijzitter of van secretaris van een stembureau of een opnemingsbureau : de nodige tijd
met een maximum van twee werkdagen. De verloven bedoeld in dit artikel worden met een periode
van dienstactiviteit gelijkgesteld. ». Art. 9. Het artikel 15bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd
door het koninklijk besluit van 12 december 2002, wordt opgeheven. Art. 10. In artikel 17,
eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « verlof » vervangen door de woorden « voltijds verlof
». Art. 11. In artikel 20, § 1, van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen
als volgt : « § 1. De ambtenaar bekomt uitzonderlijk verlof wegens overmacht die het
gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan één van de hierna opgesomde personen, met wie
hij samenleeft op dezelfde woonplaats : 1° de echtgeno(o)t(e) van de ambtenaar; 2°
een bloed- of aanverwant van de ambtenaar of zijn echtgeno(o)t(e); 3° een persoon opgenomen
met het oog op zijn adoptie, met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij of ingevolge een rechterlijke
beslissing tot plaatsing in een opvanggezin. De ambtenaar bekomt eveneens een uitzonderlijk
verlof wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan zijn kind dat
bij hem verblijft maar gedomicilieerd is bij de andere ouder van het kind. ». Art. 12. Artikel
21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art. 21. De ambtenaar heeft recht op
een verlof van 5 werkdagen per jaar voor : 1° zieken, personen met een handicap en maatschappelijke
kwetsbare mensen te vergezellen en bij te staan tijdens vakantiereizen en -verblijven in België en het
buitenland. Deze vakantiereizen en -verblijven moeten georganiseerd worden door een vereniging, een openbare
instelling of een privé-instelling, waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor zieken, personen met
een handicap of maatschappelijke kwetsbare mensen op zich te nemen en die hiervoor subsidies van de overheid
krijgt; 2° sporters met een handicap te begeleiden die deelnemen aan de paralympische spelen
of de « special olympics ». Om het verlof in toepassing van artikel 21 van dit besluit te genieten,
kan de dienst de ambtenaar vragen het bewijs te leveren van deelname aan de activiteiten. Het
verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. ». Art. 13. In hetzelfde besluit
wordt een artikel 23bis ingevoegd, luidende : « Art. 23bis. § 1. De ambtenaar verkrijgt
een verlof voor het geven van bloed, bloedplaatjes en bloedplasma met een globaal maximum van vijf werkdagen
per jaar. Het toekennen van het verlof voor het geven van bloed wordt beperkt tot vier werkdagen per
jaar. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2.- Voor
het geven van bloed en bloedplaatjes wordt het verlof gegeven de dag waarop de afname gebeurt. Wanneer
de bloedafname na de normale diensturen gebeurt, wordt de donoren een vervangende verlofdag toegekend
die opgenomen moet worden op de dag die volgt op de afname. Wanneer de afname gebeurt op de vrijdagavond
of op de avond voor een officiële feestdag, die niet met een zondag samenvalt, dan wordt het verlof gegeven
op de dag van de afname. § 3. Voor het geven van bloedplasma wordt een verlof van 1
uur en 54 minuten toegekend. Dit verlof wordt toegekend bij het begin van de dienst of bij het einde
van de dienst. ». Art. 14. In artikel 33ter, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd
bij het koninklijk besluit van 12 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°
in het eerste lid worden de woorden « zeven maanden » vervangen door de woorden « negen maanden »; 2°
het tweede lid wordt opgeheven. Art. 15. Het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit,
vervangen bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2005, wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk
VI. - Adoptieverlof, opvangverlof en pleegzorgverlof ». Art. 16. Artikel 36, van hetzelfde
besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 12 oktober 2005, wordt aangevuld met een lid, luidende
: « De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met 2 weken, wanneer de ambtenaar
voor hetzelfde kind een omstandigheidsverlof in toepassing van artikel 15, eerste lid, 2°, of een geboorteverlof
in toepassing van artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
heeft bekomen. ». Art. 17. In hetzelfde besluit wordt een artikel 36ter ingevoegd, luidende
: « Art. 36ter. § 1.- Een pleegzorgverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar die is aangesteld
als pleegouder door de rechtbank, door een door een Gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, door de
diensten van « l'Aide à la Jeunesse », door het Comité Bijzondere Jeugdbijstand of door de « Jugendhilfedienst
» voor de vervulling van de verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die
voortvloeien uit de plaatsing in zijn gezin van één of meerdere personen die in het kader van die pleegzorg
aan hem zijn toevertrouwd. De duur van het verlof mag zes werkdagen per jaar niet overschrijden.
§ 2. Onder pleegouder moet worden verstaan de persoon die is aangesteld en vernoemd
in een formele aanstellingsbeslissing uitgaande van één van de instellingen, opgesomd in § 1,
eerste lid. Onder pleeggezin moet worden verstaan, het gezin van de persoon of van de personen
die als pleegouder werd(en) aangesteld in de zin van het vorige lid. De plaatsing omvat alle
vormen van plaatsing in het gezin waartoe kan worden besloten in het kader van een pleegzorgmaatregel,
zowel de plaatsing van minderjarige personen, als de plaatsing van personen met een handicap.
§ 3. De soorten verplichtingen, opdrachten en situaties waarvoor het verlof met het oog op het
verstrekken van pleegzorgen geldt, hebben betrekking op de volgende gebeurtenissen die specifiek verband
houden met de pleegzorgsituatie en waarbij de tussenkomst van de ambtenaar vereist is, en dit voor zover
dit niet kan plaatsvinden buiten de normale uren. a) alle soorten van zittingen bij de gerechtelijke
en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin; b) contacten van de pleegouder
of het pleeggezin met de ouders of met derden die belangrijk zijn voor het pleegkind en de pleeggast; c)
contacten met de dienst voor pleegzorg. In andere dan de hiervoor vermelde situaties geldt
het recht op verlof voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom
dergelijk verlof noodzakelijk is. § 4. De ambtenaar die gebruik maakt van het verlof
met het oog op het verstrekken van pleegzorgen, is ertoe gehouden de overheid waaronder hij ressorteert
hiervan ten minste twee weken op voorhand te verwittigen. Indien dit niet mogelijk is, moet hij de overheid
waaronder hij ressorteert zo spoedig mogelijk verwittigen. Om het verlof te kunnen genieten,
moet de ambtenaar het bewijs leveren dat hij pleegouder is aan de hand van de formele aanstellingsbeslissing
uitgaande van één van de in § 1, eerste lid, bedoelde instellingen. Op verzoek van de
overheid waaronder de ambtenaar ressorteert, levert de ambtenaar aan de hand van de gepaste documenten
of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel, het bewijs van de gebeurtenissen die zijn afwezigheid
op het werk rechtvaardigen. ». Art. 18. Artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het
koninklijk besluit van 12 oktober 2005, wordt vervangen als volgt : « Art. 37. Het adoptieverlof,
het opvangverlof en het pleegzorgverlof worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het
opvangverlof wordt verminderd met het aantal werkdagen pleegzorgverlof dat reeds opgenomen werd in hetzelfde
jaar voor hetzelfde kind in toepassing van artikel 36ter en in toepassing van artikel 30quater van
de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Het pleegzorgverlof in toepassing
van artikel 36ter wordt verminderd met het aantal werkdagen opvangverlof dat reeds opgenomen werd in
hetzelfde jaar. ». Art. 19. Artikel 38 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke
besluiten van 10 juni 2002 en 12 oktober 2005, wordt vervangen als volgt : « Art. 38. De ambtenaar
heeft recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang voor een periode van maximaal vijfenveertig
werkdagen per jaar; het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. De dwingende redenen
van familiaal belang dienen erkend te worden door de dienst waaronder de ambtenaar ressorteert. Als dwingende
redenen van familiaal belang worden van ambtswege erkend : 1° de ziekenhuisopname van een persoon
die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die
niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont; 2° de opvang tijdens de periodes van schoolvakantie
van de kinderen van de ambtenaar of van de echtgeno(o)t(e) van de ambtenaar die de leeftijd van 15 jaar
niet hebben bereikt; 3° de opvang tijdens de periodes van schoolvakantie van de kinderen van
de ambtenaar of van de echtgeno(o)t(e) van de ambtenaar die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt,
wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct.
of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van
de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag; 4° de
opvang tijdens de periodes van schoolvakantie van de kinderen van de ambtenaar of van de echtgeno(o)t(e)
van de ambtenaar die onder het statuut van verlengde minderjarigheid werden geplaatst. ». Art.
20. In hetzelfde besluit wordt een artikel 48bis ingevoegd, luidende : « Art. 48bis. Elke
ambtenaar krijgt jaarlijks het overzicht van het saldo van de verloven waarop artikel 41 van dit besluit
hem recht geeft. Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met dit saldo, kan hij bij de directeur
stafdienst Personeel en Organisatie binnen de 50 werkdagen een gemotiveerd bezwaar indienen. Deze laatste
neemt een beslissing binnen de 50 werkdagen. Wanneer deze termijn verstreken is, wordt het bezwaar aanvaard.
». Art. 21. In artikel 52, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het
koninklijk besluit van 7 oktober 2009, worden de woorden « de verminderde prestaties wegens medische
redenen » vervangen door de woorden « de verminderde prestaties wegens medische redenen, bedoeld in artikel
50, 2° ». Art. 22. Hoofdstuk X van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 69 tot 94,
wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk X. - Onthaal- en opleidingsactiviteiten en deelname
aan testen Afdeling 1. - Onthaal- en opleidingsactiviteiten Art. 69. De voorzitter
van het directiecomité of zijn afgevaardigde organiseert met de medewerking van dienstchefs het onthaal
van de nieuwe personeelsleden en zorgt voor integratie. De representatieve vakorganisaties krijgen de
gelegenheid zich voor te stellen. De deelname aan de onthaal- en opleidingsactiviteiten wordt
beschouwd als dienstactiviteit. Art. 70. Een dienstvrijstelling wordt toegekend door de voorzitter
van het directiecomité of zijn afgevaardigde om opleidingsactiviteiten buiten de federale overheid bij
te wonen. De dienstvrijstelling kan maximum 120 uren per jaar bedragen. De dienstvrijstelling
kan volledig of gedeeltelijk worden geweigerd om dienstredenen of wanneer de opleiding niet overeenstemt
met de gewenste ontwikkeling voor de ambtenaar. Afdeling 2. - De deelname aan testen Art.
71. De ambtenaar bekomt een dienstvrijstelling voor de nodige tijd voor deelname aan een door SELOR,
Selectiebureau voor de federale overheid, georganiseerde test in het kader van : 1° de taalexamens; 2°
de vergelijkende selecties voor statutaire aanwerving binnen het federaal administratief openbaar ambt; 3°
de selecties voor de overgang naar een hoger niveau. De ambtenaar kan een compenserende dienstvrijstelling
krijgen die kan opgenomen worden onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof wanneer
de test doorgaat op een niet-werkdag of wanneer de ambtenaar afwezig is op het tijdstip van de test omdat
hij geniet van : 1° een vrije dag volgens zijn werkkalender in het kader van de deeltijdse
loopbaanonderbreking, de vrijwillige vierdagenweek, de halftijdse vervroegde uittreding, de verminderde
prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of de verminderde prestaties wegens medische redenen; 2°
een verlof om dwingende redenen van familiaal belang. ». Art. 23. Bijlagen I en II van hetzelfde
besluit worden opgeheven. HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen en slotbepalingen Art.
24. De artikelen 3, 6, 7 en 14 zijn van toepassing op de omstandigheden die plaatsvinden na de inwerkingtreding
van dit besluit. Art. 25. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid, de Minister bevoegd voor
Werk en de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken zijn, ieder wat haar betreft, belast met de uitvoering
van dit besluit. Gegeven te 14 november 2011. ALBERT Van Koningswege : De
Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Werk, Mevr.
J. MILQUET De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. I. VERVOTTE