19 NOVEMBER 2020. - Wet houdende de invoering van een wederopbouwreserve voor vennootschappen (1)
FILIP,
Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamer
van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : Artikel 1.
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. Art. 2. In titel
III, hoofdstuk II, afdeling III, van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, wordt een onderafdeling
V/1 met als titel "Wederopbouwreserve" ingevoegd. Art. 3. In titel III, hoofdstuk II, afdeling
III, onderafdeling V/1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 2, wordt een artikel 194quater/1
ingevoegd, luidende: "Art. 194quater/1. § 1. De wederopbouwreserve, die bij het verstrijken
van het belastbaar tijdperk dat verbonden is aan een van de aanslagjaren 2022, 2023 of 2024, is aangelegd
door de vennootschap, wordt niet als winst aangemerkt binnen de grenzen en onder de hierna gestelde voorwaarden. Onverminderd
het maximale bedrag van de vrijstelling bedoeld in paragraaf 3, wordt per belastbaar tijdperk de wederopbouwreserve
aangelegd ten belope van een bedrag beperkt tot de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar
tijdperk vastgesteld vóór de samenstelling van de vrijgestelde reserve bedoeld in dit artikel.
§ 2. Deze regeling is niet van toepassing voor volgende vennootschappen: 1° beleggingsvennootschappen
bedoeld in de artikelen 15 en 271/10 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor
collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor
belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 190, 195, 285, 288
en 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging
en hun beheerders, de gereglementeerde vastgoedvennootschappen, alsmede de organismen voor de financiering
van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen
voor bedrijfspensioenvoorziening; 2° de coöperatieve participatievennootschappen, in toepassing
van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen
en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers; 3° de zeescheepvaartvennootschappen
die aan belasting worden onderworpen met inachtneming van de artikelen 115 tot 120 of van artikel 124
van de programmawet van 2 augustus 2002; 4° de vennootschappen, die in de periode van 12 maart
2020 tot aan de dag van de indiening van de aangifte die verbonden is aan aanslagjaar waarin de wederopbouwreserve
wordt aangelegd, een inkoop van eigen aandelen, een toekenning of uitkering van dividenden als bedoeld
in artikel 18, met inbegrip van de uitkering van liquidatiereserves als bedoeld in de artikelen 184quater
en 541, of een kapitaalvermindering met inbegrip van de kapitaalvermindering als bedoeld in artikel 537,
of elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen hebben verricht; 5° vennootschappen
die op 18 maart 2020 konden worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden. §
3. De in de eerste paragraaf bedoelde vrijstelling wordt verleend ten belope van een maximumbedrag, inclusief
de overeenkomstig paragraaf 5 reeds belaste bedragen van de wederopbouwreserve, gelijk aan het bedrag
van de bedrijfsverliezen van het boekjaar, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving betreffende de boekhouding
en de jaarrekening op de afsluitdatum van het boekjaar in 2020, met een maximum van 20 miljoen euro. In
afwijking van het eerste lid mogen de vennootschappen die hun boekjaar afsluiten tijdens de periode van
1 januari 2020 tot 31 juli 2020 ervoor kiezen dat het maximale bedrag van de vrijstelling als bedoeld
in het eerste lid beperkt wordt tot het bedrag van de bedrijfsverliezen, bepaald in overeenstemming
met de wetgeving inzake boekhouding en jaarrekening voor het boekjaar dat afsluit in 2021, met een maximum
van 20 miljoen euro. Deze keuze wordt gemaakt wanneer de reserve voor het eerst wordt aangelegd en is
onherroepelijk. § 4. De wederopbouwreserve wordt alleen vrijgesteld in zoverre: 1°
zij op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag
dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of
toekenning; en; 2° de vennootschap te rekenen vanaf 12 maart 2020 tot de laatste dag van het
belastbaar tijdperk waarin de wederopbouwreserve wordt genoten geen rechtstreekse deelneming had in een
vennootschap gevestigd in een Staat die is opgenomen in één van de lijsten bedoeld in artikel 307, §
1/2, of in een staat die is opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 179, KB/WIB 92, en geen betalingen
heeft gedaan aan dergelijke vennootschappen voor een totaalbedrag van ten minste 100 000 euro voor het
belastbare tijdperk, tenzij is aangetoond dat deze betalingen zijn verricht in het kader van werkelijke
en oprechte verrichtingen als gevolg van rechtmatige financiële of economische behoeften. §
5. De bedragen die aangelegd werden als wederopbouwreserve, worden geheel of gedeeltelijk aangemerkt
als winst van het belastbare tijdperk indien de vennootschap in dat belastbare tijdperk: 1°
een inkoop van eigen aandelen verricht, ten belope van de waarde van de inkoop; 2° dividenden
toekent of uitkeert als bedoeld in artikel 18 met inbegrip van de uitkering van liquidatiereserves als
bedoeld in de artikelen 184quater en 541, ten belope van het bedrag van het dividend; 3° een
kapitaalvermindering, met inbegrip van de kapitaalvermindering als bedoeld in artikel 537, of elke andere
vermindering of verdeling van het eigen vermogen verricht, ten belope van het bedrag van de kapitaalvermindering
of verdeling; 4° in haar resultatenrekening onder de post "620 Bezoldigingen en rechtstreekse
sociale voordelen" een bedrag opneemt onder een drempel van 85 pct. van het bedrag dat voor deze zelfde
post is vastgesteld op de afsluitdatum van het boekjaar dat is geëindigd in 2019 als voor het eerst tijdens
het belastbare tijdperk aan deze voorwaarde wordt voldaan, of onder deze zelfde post een bedrag opneemt
onder de drempel die voorheen de laagste was als aan dezelfde voorwaarde is voldaan in een vorig belastbaar
tijdperk, ten belope van het verschil tussen: a) enerzijds het bedrag van de eerder genoemde
drempel van 85 pct. respectievelijk het bedrag van de voorheen laagste drempel, en; b) anderzijds
het bovengenoemde bedrag van de post "620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen" voor het
belastbare tijdperk dat respectievelijk onder de bovengenoemde drempel van 85 pct. ligt, of dat onder
de voorheen laagste drempel ligt. Het belastbare bedrag bedoeld in deze paragraaf, gecumuleerd
voor de verschillende belastbare tijdperken, gaat slechts tot het bedrag van de vrijgestelde wederopbouwreserve.
§ 6. In geval van vrijstelling van winst op grond van dit artikel is de belastingplichtige verplicht
een formulier volgens het door de Koning vastgestelde model bij de aangifte inkomstenbelasting te voegen
voor de aanslagjaren waarin de vrijstelling toegepast wordt.". Kondigen deze wet af, bevelen
dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven
te Brussel, 19 november 2020. FILIP Van Koningswege : Vice-eersteminister
en Minister van Financiën V. VAN PETEGHEM Met 's Lands zegel gezegeld: De
Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer
van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K55-1412 Integraal verslag:
12 november 2020