31 JULI 2020. - Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie (1)
FILIP, Koning
der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben
aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling Artikel
1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2.
- Modernisering van de burgerlijke stand Afdeling 1. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek Art.
2. In artikel 9 van boek I, titel II, van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018,
worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "en het
indienen van een verzoekschrift als bedoeld in artikel 35, § 1, tweede lid" ingevoegd tussen de
woorden "en uittreksels ervan" en de woorden ", een speciale schriftelijke machtiging"; 2°
het tweede lid wordt vervangen als volgt : "Deze machtiging is niet mogelijk voor : 1°
de opmaak van de akte van huwelijk, in toepassing van artikel 165/1, eerste lid; 2° de opmaak
van de akte van nietigverklaring in toepassing van artikel 34/1.". Art. 3. Het opschrift van
boek I, titel II, hoofdstuk 1, afdeling 6, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Afdeling
6. Wijzigingen van akten van de burgerlijke stand". Art. 4. In artikel 31 van hetzelfde Wetboek,
vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf
1, derde lid, punt 2°, a), wordt aangevuld met de woorden "of de nietigverklaring van een erkenning"; 2°
paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke
stand die een akte of akten van de burgerlijke stand verbetert overeenkomstig artikel 33 of een akte
wijzigt op basis van een andere akte of van een aangifte maakt onmiddellijk de gewijzigde akte of akten
op. De gewijzigde akte maakt hier melding van. De DABS notificeert elke verbetering
of wijziging van een akte bedoeld in het eerste lid aan de bevoegde procureur des Konings.". Art.
5. In artikel 32 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen
aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "330/3, § 2, derde lid," en de woorden
"en § 6, tweede lid," opgeheven; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een bepaling onder
5°, luidende : "5° in het geval van een nietigverklaring: de gegevens bedoeld in artikel 66.". Art.
6. Artikel 34 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, wordt vervangen als volgt
: "Art. 34. § 1. Een materiële vergissing houdt in dat een ambtenaar van de burgerlijke
stand, bij de opmaak of wijziging van een akte van de burgerlijke stand, bij vergissing een gegeven heeft
opgenomen in deze akte dat niet volledig overeenstemt met de vermelding van dit gegeven op de authentieke
akten of officiële attesten die hij op dat ogenblik in zijn bezit had. Onder een materiële vergissing
wordt verstaan : 1° een schrijf- of typfout in namen en voornamen, of een verwisseling tussen
beide; 2° een schrijf- of typfout in datum, plaats of uur van het rechtsfeit of de rechtshandeling
die de akte vaststelt; 3° de verwisseling van personen vermeld in de akte; 4° het
ontbreken van voornamen of delen van een naam van een persoon in een andere akte van de burgerlijke stand
dan de akte van geboorte van de betrokkene, die wel voorkomen in de akte van geboorte van de betrokkene; 5°
de vermelding van foutieve diakritische gegevens; 6° een fout in of het ontbreken van de gegevens
van een getuige in de akte van huwelijk; 7° het foutief of niet overnemen in een akte van de
burgerlijke stand van bepaalde gegevens vermeld in de authentieke akten of officiële attesten die bij
het opmaken van de akte werden voorgelegd. De DABS notificeert elke verbetering van een akte
volgens artikel 33 aan de bevoegde procureur des Konings. § 2. De gevallen vermeld in
paragraaf 1, tweede lid, worden, naar analogie, beschouwd als materiële vergissing, indien ze worden
vastgesteld in een proces-verbaal als bedoeld in de artikelen 14, vierde lid, 45, 47, 55, § 2,
en 57. Het verbeterde proces-verbaal wordt als bijlage in de DABS opgenomen. §
3. Worden ook beschouwd als materiële vergissingen : fouten in een akte van de burgerlijke stand gebaseerd
op een medisch attest als bedoeld in de artikelen 42, 48, 55, § 1, en 58. De ambtenaar
van de burgerlijke stand kan de akte van de burgerlijke stand verbeteren voor zover het medisch attest
werd verbeterd door de arts of vroedvrouw. Het verbeterde medisch attest wordt als bijlage in
de DABS opgenomen.". Art. 7. Het opschrift van boek I, titel II, hoofdstuk 1, afdeling 8, van
hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Afdeling 8. Verbetering en nietigverklaring van
akten van de burgerlijke stand". Art. 8. In boek I, titel II, hoofdstuk 1, afdeling 8, van hetzelfde
Wetboek wordt tussen onderafdeling 1 en onderafdeling 2, die onderafdeling 3 wordt een onderafdeling
ingevoegd, luidende : "Onderafdeling 2. Ambtshalve nietigverklaring van een akte door de ambtenaar
van de burgerlijke stand". Art. 9. In onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 6, wordt een artikel
34/1 ingevoegd, luidende : "Art. 34/1. De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van
de burgerlijke stand heeft opgemaakt kan deze akte ambtshalve nietig verklaren, in de volgende gevallen
: 1° de akte heeft betrekking op een rechtsfeit dat of rechtshandeling die nooit heeft plaatsgevonden; 2°
de akte heeft betrekking op een rechterlijke of administratieve beslissing die nooit werd uitgesproken; 3°
de akte werd opgemaakt zonder dat aan de wettelijke vereiste voorwaarden hiervoor voldaan was; 4°
de ambtenaar van de burgerlijke stand was niet bevoegd of niet gemachtigd om de akte op te maken. De
ambtenaar van de burgerlijke stand kan in de gevallen bedoeld in het eerste lid ook een proces-verbaal
als bedoeld in de artikelen 14, derde lid, 45, 47, 55, § 2, en 57 ambtshalve nietig verklaren. De
bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk de akte van nietigverklaring op en verbindt
deze met de akte van de burgerlijke stand waarop de nietigverklaring betrekking heeft en maakt, in voorkomend
geval, de gewijzigde akte of akten van de burgerlijke stand op. De ambtshalve nietigverklaring
is slechts mogelijk binnen een maand na de opmaak van de akte van de burgerlijke stand of van het proces-verbaal,
en voor zover deze de rechtstoestand van de personen op wie de akte of het proces-verbaal betrekking
heeft niet in gevaar brengt. Na verloop van deze termijn is artikel 35 van toepassing. De DABS
notificeert elke ambtshalve nietigverklaring aan de bevoegde procureur des Konings. Het beheerscomité
DABS, bedoeld in artikel 74, maakt jaarlijks een lijst op van het aantal akten dat ambtshalve werd vernietigd.
Ze bezorgt deze lijst aan de minister van Justitie, voor 31 januari van het jaar volgend op het voorbije
burgerlijke jaar. De minister van Justitie legt deze lijst neer in de Kamer van volksvertegenwoordigers.". Art.
10. Het opschrift van boek I, titel II, hoofdstuk 1, afdeling 8, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek
wordt vervangen als volgt : "Onderafdeling 3. Verbetering en nietigverklaring door de familierechtbank". Art.
11. In artikel 35 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen
aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of laten nietig verklaren"
ingevoegd tussen de woorden "laten verbeteren" en de woorden "of een ontbrekende akte"; 2°
in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "artikel 27" vervangen door de woorden "artikel 26"; 3°
in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "ondertekend door hemzelf of een advocaat" ingevoegd tussen
de woorden "een verzoekschrift" en de woorden "indienen bij de familierechtbank"; 4° in paragraaf
3, eerste lid, worden de woorden ", voor de opmaak van de akte van nietigverklaring" ingevoegd tussen
de woorden "de verbetering" en de woorden "of voor de opmaak"; 5° in paragraaf 3, tweede lid,
worden de woorden ", de akten van nietigverklaring" ingevoegd tussen de woorden "de verbetering" en de
woorden "of de vervangende akte"; 6° paragraaf 3, tweede lid, wordt aangevuld met de woorden
"en verbindt deze, in voorkomend geval, met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking hebben". Art.
12. In artikel 36 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden de woorden "of
gewijzigde" vervangen door ", gewijzigde of ambtshalve nietig verklaarde". Art. 13. In artikel
54, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden de woorden "en de plaats"
ingevoegd tussen de woorden "datum" en "van het huwelijk". Art. 14. In artikel 63 van hetzelfde
Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1°
in voorkomend geval, de datum van het verzoek;". Art. 15. In artikel 64 van hetzelfde Wetboek,
vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling
onder 1° wordt vervangen als volgt : "1° het aktenummer van de Belgische huwelijksakte of,
bij gebrek hieraan, de datum en plaats van het huwelijk;"; 2° de bepaling onder 2° wordt opgeheven. Art.
16. Artikel 65 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, wordt aangevuld met de bepaling
onder 6°, luidende : "6° in geval van een adoptie geregeld in Titel VIII, hoofdstuk 1, de
datum van het verzoekschrift.". Art. 17. In artikel 66 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij
de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder
2° worden de woorden "indien het een rechterlijke beslissing betreft," ingevoegd tussen de woorden "2°
" en de woorden "de aard van het beschikkend gedeelte"; 2° het artikel wordt aangevuld met
de bepaling onder 3°, luidende : "3° in geval van toepassing van artikel 34/1, de reden van
de nietigverklaring van de akte.". Art. 18. In artikel 78 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij
de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aan gebracht : 1° in het eerste lid
wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt : "5° de ambtenaren van de Directie I "Personenrecht
en burgerlijke stand" van het Directoraat-Generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden van de
Federale Overheidsdienst Justitie, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;"; 2°
het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 8°, luidende : "8° de officieren aangeduid
door de minister van Defensie of door de hiertoe gedelegeerde autoriteit, in het kader van de uitoefening
van hun wettelijke opdrachten."; 3° in het tweede lid worden de woorden "2° tot 5° " vervangen
door de woorden "2° tot 5° en 8° "; 4° in het tweede lid worden de woorden ", 7° en 8° "
vervangen door de woorden "en 7° "; 5° in het derde lid worden de woorden "tot 8° " vervangen
door de woorden "tot 7° ". Art. 19. In artikel 330/3, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 19 september 2017 en gewijzigd bij de wet van 18 juni 2018, worden het tweede en derde
lid vervangen als volgt : "Wanneer de nietigheid van de erkenning is uitgesproken bij een in
kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens
nodig voor de opmaak van de gewijzigde akte of akten van de burgerlijke stand van het kind en van zijn
afstammelingen en, in voorkomend geval, van de akte van nietigverklaring van de erkenning, ten gevolge
van de rechterlijke beslissing, naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand, met de vermelding
van de dag van het in kracht van gewijsde treden ervan. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke
stand wijzigt op basis hiervan de akten van de burgerlijke stand van het kind en van zijn afstammelingen
en maakt, in voorkomend geval, de akte van nietigverklaring van de erkenning op en verbindt deze met
de akte van erkenning.". Art. 20. In artikel 333, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 31 maart 1987, worden de woorden "moet in afschrift worden meegedeeld aan het openbaar
ministerie." vervangen door de woorden "wordt onmiddellijk door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder
in afschrift meegedeeld aan het openbaar ministerie en de griffier van het gerecht dat de beslissing
heeft uitgesproken.". Art. 21. In artikel 370/7, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 18 juni 2018, worden de woorden "akte van geboorte" vervangen door de woorden "akte van
de burgerlijke stand". Art. 22. In artikel 370/9 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet
van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld
met een lid, luidende : "De artikelen 1025 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing."; 2°
in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "akte van geboorte" vervangen door de woorden "akte van
de burgerlijke stand"; 3° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden "akte van geboorte"
vervangen door de woorden "akte van de burgerlijke stand". Afdeling 2. - Wijzigingen van het
Gerechtelijk Wetboek Art. 23. In artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij
de wet van 30 juli 2013, gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017 en de wet van 21 december 2018, wordt een
paragraaf 2/3 ingevoegd, luidende : " § 2/3. De vorderingen ingesteld tegen de weigering
de naams- of voornaamswijziging toe te staan bedoeld in artikel 370/9 van het Burgerlijk Wetboek worden
voor de familierechtbank van de woonplaats of, bij ontstentenis daarvan, van de gewone verblijfplaats
van de verzoeker gebracht. Indien de verzoeker geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft,
is de familierechtbank van Brussel bevoegd om kennis te nemen van de vordering.". Art. 24. In
artikel 1231-1/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 juli 2017, worden de woorden "in artikel
346-1/1, eerste lid" vervangen door de woorden "in de artikelen 346-1/1, eerste lid, en 361-1". Art.
25. Artikel 1231-23 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt aangevuld met
een tweede lid, luidende : "In geval van een beslissing tot omzetting van een gewone adoptie
in een volle adoptie maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een nieuwe akte van adoptie op, die
wordt verbonden met de vorige akte van adoptie alsook met de akten van de burgerlijke stand van de geadopteerde
en van zijn afstammelingen.". Afdeling 3. - Wijziging van het Wetboek internationaal privaatrecht Art.
26. In artikel 31 van het Wetboek internationaal privaatrecht, vervangen bij de wet van 18 juni 2018
en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°
in het opschrift van dit artikel wordt het woord "rechtelijke" vervangen door het woord "rechterlijke"; 2°
in paragraaf 3, derde lid, wordt de zin "Deze Centrale autoriteit kan, voor zover nodig, het Openbaar
Ministerie of de bevoegde diensten van de federale politie vatten om aanvullend onderzoek te verrichten."
opgeheven; 3° in de Franse tekst van paragraaf 3, vijfde lid, wordt het woord "Celle-ci" vervangen
door de woorden "Ce dernier"; 4° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "of in geval
van een gedeeltelijke erkenning van een buitenlandse akte of rechterlijke beslissing" ingevoegd tussen
de woorden "of van een rechterlijke beslissing" en "door de ambtenaar van de burgerlijke stand"; 5°
in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "of de gedeeltelijke erkenning" ingevoegd tussen de woorden
"Tegen de weigering" en "kan beroep worden ingesteld". Afdeling 4. - Wijziging van de wet van
15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering
van vreemdelingen Art. 27. In artikel 79quater, § 6, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen,
ingevoegd bij de wet van 19 september 2017 en vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden het eerste
en tweede lid vervangen als volgt : "Wanneer de nietigheid van de erkenning is uitgesproken
bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens
nodig voor de opmaak van de akte van nietigverklaring en de gewijzigde akten van de burgerlijke stand
van het kind en van zijn afstammelingen ten gevolge van de rechterlijke beslissing via de DABS naar de
bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand, met de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde
treden ervan. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt op basis hiervan de akte
van nietigverklaring op, verbindt deze met de akte van erkenning en wijzigt de akten van de burgerlijke
stand van het kind en van zijn afstammelingen, overeenkomstig afdeling 6 van boek I, titel II, hoofdstuk
1, van het Burgerlijk Wetboek.". Afdeling 5. - Wijzigingen van de wet van 18 juni 2018 houdende
diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve
vormen van geschillenoplossing Art. 28. In hoofdstuk 10 van de wet van 18 juni 2018 houdende
diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve
vormen van geschillenoplossing, wordt een afdeling 6 ingevoegd, luidende : "Afdeling 6. Genealogische
opzoekingen". Art. 29. In afdeling 6, ingevoegd bij artikel 28, wordt een artikel 116/2 ingevoegd,
luidende : "Art. 116/2. Tot op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit voorzien
in artikel 79 van het Burgerlijk Wetboek kan de ambtenaar van de burgerlijke stand afschriften van akten
van de burgerlijke stand afleveren voor genealogische, historische of andere wetenschappelijke doeleinden,
op voorwaarde dat de verzoeker beschikt over de schriftelijke toestemming van alle personen waarop de
akte betrekking heeft, voor zover deze nog in leven zijn. In geval deze personen overleden zijn, volstaat
de toestemming van één van de nabestaanden. De ambtenaar van de burgerlijke stand levert de
afschriften af door middel van een kopie uit de papieren registers van de burgerlijke stand, en vermeldt
hierop: "afgeleverd voor genealogische, historische of andere wetenschappelijke doeleinden".". Art.
30. In hoofdstuk 10 van dezelfde wet, wordt een afdeling 7 ingevoegd, luidende: "Afdeling 7.
Elektronische randmelding op een oude papieren akten". Art. 31. In afdeling 7, ingevoegd bij
artikel 30, wordt een artikel 116/3 ingevoegd, luidende : "Art. 116/3. Op een akte van de burgerlijke
stand, opgemaakt voor de inwerkingtreding van deze wet, die in gedematerialiseerde vorm in de DABS werd
opgenomen, die gerandmeld had moeten worden voor de inwerkingtreding van deze wet, kan een elektronische
randmelding door een ambtenaar van de burgerlijke stand worden toegevoegd, via de DABS, in de vorm van
de bijlage 4 bij het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 29, § 4, van het Burgerlijk
Wetboek. De basis voor de opmaak van de elektronische randmelding wordt als bijlage in de DABS
opgenomen. De elektronische randmelding wordt getekend overeenkomstig artikel 18 van het Burgerlijk
Wetboek door de ambtenaar van de burgerlijke stand die ze heeft toegevoegd.". Afdeling 6. -
Overgangsbepalingen Art. 32. Artikel 6 is van toepassing op de akten van de burgerlijke stand
opgemaakt vanaf 31 maart 2019. Art. 33. In afwijking van de termijn van een maand bepaald in
artikel 34/1 van het Burgerlijk Wetboek kan een akte van de burgerlijke stand die voldoet aan de in dat
artikel bepaalde voorwaarden en opgemaakt werd tussen 31 maart 2019 en de datum van inwerkingtreding
van deze wet, ambtshalve vernietigd worden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze wet. Artikel
9, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing. Afdeling 7. - Inwerkingtreding Art.
34. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2020, met uitzondering van artikel 4, dat uitwerking
heeft met ingang van 31 maart 2019 en van artikel 24 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2020. HOOFDSTUK
3. - Wijziging van het Burgerlijk Wetboek inzake voogdij Art. 35. In artikel 392 van het Burgerlijk
Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 2001 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden
de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden "wanneer zij plaatsvindt
voor de notaris; wanneer de verklaring plaatsvindt voor de vrederechter, wordt deze vastgesteld op grond
van een door deze laatste gewezen beschikking" opgeheven; 2° in het zesde lid worden de woorden
"notaris voor wie de akte tot aanwijzing van een voogd werd verleden of door de griffier van het vredegerecht
waar de beschikking tot aanwijzing van een voogd werd gewezen" vervangen door de woorden "griffier van
het vredegerecht dat, of door de notaris die de verklaring tot aanwijzing van een voogd heeft ontvangen". Art.
36. De verklaringen tot aanwijzing van een voogd of de herroeping van dergelijke verklaringen, afgelegd
voor een vrederechter vanaf 1 december 2019 tot de dag van inwerkingtreding van artikel 35, en vastgesteld
in een authentieke akte, worden verondersteld rechtsgeldig tot stand te zijn gekomen, en brengen hun
rechtsgevolgen teweeg. HOOFDSTUK 4. - Reparaties naar aanleiding van arresten van het Grondwettelijk
Hof Afdeling 1. - Dwangsom in geval van aanhoudende niet-uitvoering van de hoofdveroordeling Art.
37. Artikel 1385quinquies van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 31 januari 1980, wordt
aangevuld met een lid luidende : "De partij op wier verzoek reeds een dwangsom werd opgelegd,
kan aan de rechter vragen om een bijkomende dwangsom op te leggen of om de opgelegde dwangsom te verhogen
wanneer de veroordeelde aanhoudend in gebreke blijft uitvoering te geven aan de hoofdveroordeling.". Afdeling
2. - Wijziging van de geldigheidsduur van de voorlopige maatregelen in het kader van de wettelijke samenwoning Art.
38. In artikel 1479, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998
en vervangen bij de wet van 30 juli 2013, wordt de derde zin, die aanvangt met de woorden "Die geldigheidsduur"
en eindigt met de woorden "van de wettelijk samenwonenden.", opgeheven. Afdeling 3. - Beroepsprocedure
inzake frauduleuze erkenningen Art. 39. In artikel 330/2 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 19 september 2017 en gewijzigd bij de wet van 18 juni 2018, dat gedeeltelijk vernietigd
is bij arrest nr. 58/2020 van het Grondwettelijk Hof, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°
in het eerste lid worden de woorden "de erkenning te akteren" vervangen door de woorden "de akte van
erkenning op te maken"; 2° in het tweede lid worden de woorden "het akteren van de erkenning"
vervangen door de woorden "de opmaak van de akte van erkenning"; 3° in het derde lid worden
de woorden "de erkenning te akteren" vervangen door de woorden "de akte van erkenning op te maken"; 4°
het artikel wordt aangevuld met drie leden, luidende : "Tegen de weigering door de ambtenaar
van de burgerlijke stand om de akte van erkenning op te maken, kan door de persoon die het kind wil erkennen
binnen de maand na de kennisgeving van deze beslissing beroep worden aangetekend bij de familierechtbank. De
personen wier toestemming vereist is worden in het geding geroepen. De rechtbank bepaalt of
het gaat om een in artikel 330/1 bedoelde situatie, rekening houdend met de aanwezige belangen en waarbij
het belang van het kind de eerste overweging is.". Art. 40. In artikel 1253ter/4, § 2,
eerste lid, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, worden de woorden
"de machtigingen om een huwelijk aan te gaan als bedoeld in artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek en
de weigeringen van wettelijke samenwoning" vervangen door de woorden "de weigering om het huwelijk te
voltrekken als bedoeld in artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, de weigering om de erkenning te akteren
als bedoeld in artikel 330/2 van het Burgerlijk Wetboek en de weigering om melding te maken van de verklaring
van wettelijke samenwoning". Afdeling 4. - Vereiste meerderheid bij afbraak en volledige heropbouw
van een mede-eigendom Art. 41. In artikel 577-7 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de
wet van 30 juni 1994, gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010 en bij de wet van 18 juni 2018 en gedeeltelijk
vernietigd bij arrest nr. 30/2020 van het Grondwettelijk Hof, worden de volgende wijzigingen aangebracht
: 1° in paragraaf 1, 2°, wordt de bepaling onder h) hersteld als volgt : "h) onder
voorbehoud van artikel 577-9, § 1, zesde lid, over de volledige afbraak en heropbouw van het gebouw
om redenen van hygiëne of veiligheid of wanneer de kostprijs voor de aanpassing van het gebouw aan de
wettelijke bepalingen buitensporig zou zijn. In dit geval kan een mede-eigenaar tegen vergoeding
afstand doen van zijn kavel ten gunste van de andere mede-eigenaars, indien de waarde van de kavel lager
is dan het aandeel dat hij moet betalen in de totale kosten van de werken. Bij gebrek aan overeenstemming
wordt de vergoeding door de rechter vastgesteld op basis van de actuele marktwaarde van de betrokken
kavel, zonder rekening te houden met de beslissing van de algemene vergadering."; 2° paragraaf
3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De algemene vergadering beslist eveneens met eenparigheid
van stemmen van alle mede-eigenaars over de volledige afbraak en heropbouw van het gebouw, wanneer de
redenen vermeld in paragraaf 1, 2°, h), ontbreken.". Art. 42. In artikel 577-9 van hetzelfde
Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010 en bij de wet
van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld
met een lid, luidende : "In het geval bedoeld in artikel 577-7, § 1, 2°, h), en tenzij
de beslissing met eenparigheid van stemmen wordt genomen door allen die stemrecht hebben in de algemene
vergadering, moet de vereniging van mede-eigenaars zich binnen vier maanden vanaf de datum waarop de
algemene vergadering heeft plaatsgevonden tot de vrederechter richten. De vordering is gericht tegen
alle mede-eigenaars die, met stemrecht in de algemene vergadering, de beslissing niet hebben goedgekeurd.
De uitvoering van de beslissing van de algemene vergadering wordt opgeschort totdat de rechterlijke uitspraak
tot vaststelling van de wettigheid van de beslissing van de algemene vergadering in kracht van gewijsde
is gegaan."; 2° in paragraaf 8, eerste lid, worden de woorden "De mede-eigenaar die eiser of
verweerder is in een procedure tegen de vereniging van mede-eigenaars, draagt bij" vervangen door de
woorden "Behoudens in het geval bedoeld in het vijfde lid, draagt de mede-eigenaar die eiser of verweerder
is in een procedure tegen de vereniging van mede-eigenaars, bij"; 3° paragraaf 8 wordt aangevuld
met een lid, luidende : "In het geval van de in paragraaf 1, zesde lid, bedoelde vordering zijn
alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten en erelonen van deze vordering altijd ten laste van
de vereniging van mede-eigenaars zonder bijdrage van de mede-eigenaars tegen wie de vordering is gericht.
In afwijking van artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt de vereniging van mede-eigenaars
steeds in de kosten verwezen.". Art. 43. In artikel 2 van de wet van 4 februari 2020 houdende
boek 3 "Goederen" van het Burgerlijk Wetboek, worden in artikel 3.88 "Algemene vergadering: besluitvorming",
de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, 2°, h), wordt vervangen als volgt : "h)
onder voorbehoud van artikel 3.92, § 1, zesde lid, over de volledige afbraak en heropbouw van
het gebouw om redenen van hygiëne of veiligheid of wanneer de kostprijs voor de aanpassing van het gebouw
aan de wettelijke bepalingen buitensporig zou zijn. In dit geval kan een mede-eigenaar tegen
vergoeding afstand doen van zijn kavel ten gunste van de andere mede-eigenaars, indien de waarde van
de kavel lager is dan het aandeel dat hij moet betalen in de totale kosten van de werken. Bij gebrek
aan overeenstemming wordt de vergoeding door de rechter vastgesteld op basis van de actuele marktwaarde
van de betrokken kavel, zonder rekening te houden met de beslissing van de algemene vergadering."; 2°
paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De algemene vergadering beslist eveneens
met eenparigheid van stemmen van alle mede-eigenaars over de volledige afbraak en heropbouw van het gebouw,
wanneer de redenen vermeld in paragraaf 1, 2°, h), ontbreken.". Art. 44. In artikel 2 van dezelfde
wet, worden in artikel 3.92 "Rechtsvorderingen", de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf
1 wordt aangevuld met een zesde lid, luidende : "In het geval bedoeld in artikel 3.88, §
1, 2°, h), en tenzij de beslissing met eenparigheid van stemmen wordt genomen door allen die stemrecht
hebben in de algemene vergadering, moet de vereniging van mede-eigenaars zich binnen vier maanden vanaf
de datum waarop de algemene vergadering heeft plaatsgevonden tot de vrederechter richten. De vordering
is gericht tegen alle mede-eigenaars die, met stemrecht in de algemene vergadering, de beslissing niet
hebben goedgekeurd. De uitvoering van de beslissing van de algemene vergadering wordt opgeschort totdat
de rechterlijke uitspraak tot vaststelling van de wettigheid van de beslissing van de algemene vergadering
in kracht van gewijsde is gegaan."; 2° in paragraaf 9, eerste lid, worden de woorden "De mede-eigenaar
die eiser of verweerder is in een procedure tegen de vereniging van mede-eigenaars, draagt bij" vervangen
door de woorden "Behoudens in het geval bedoeld in het vijfde lid, draagt de mede-eigenaar die eiser
of verweerder is in een procedure tegen de vereniging van mede-eigenaars, bij"; 3° paragraaf
9 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In het geval van de in paragraaf 1, zesde lid, bedoelde
vordering zijn alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten en erelonen van deze vordering altijd
ten laste van de vereniging van mede-eigenaars zonder bijdrage van de mede-eigenaars tegen wie de vordering
is gericht. In afwijking van artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt de vereniging
van mede-eigenaars steeds in de kosten verwezen.". Afdeling 5. - Begrotingsfonds voor de juridische
tweedelijnsbijstand Art. 45. In artikel 4, § 2, tweede lid, van de wet van 19 maart 2017
tot oprichting van een begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, wordt de bepaling onder
4° aangevuld met de woorden ", of indien zij, als schuldenaar in het kader van een collectieve schuldenregeling,
hoger beroep instelt". Art. 46. In artikel 4, § 2, derde lid, van dezelfde wet, worden
de woorden "of indien de rechter oordeelt dat hij zich op het vlak van zijn bestaansmiddelen in een situatie
bevindt waarbij hij beroep zou kunnen doen op juridische tweedelijnsbijstand of op rechtsbijstand" ingevoegd
tussen de woorden "rechtsbijstand geniet," en de woorden "vereffent het rechtscollege". Art.
47. In artikel 4, § 3, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°
in de eerste lid, worden de woorden "of rechtsbijstand" ingevoegd tussen het woord "tweedelijnsbijstand"
en het woord "geniet" en de woorden "of indien de rechter oordeelt dat hij zich op het vlak van zijn
bestaansmiddelen in een situatie bevindt waarbij hij beroep zou kunnen doen op juridische tweedelijnsbijstand
of op rechtsbijstand" ingevoegd tussen de woorden "geniet," en de woorden "wordt iedere door"; 2°
in de tweede lid, worden de woorden "of rechtsbijstand" ingevoegd tussen het woord "tweedelijnsbijstand"
en het woord "geniet" en de woorden "of indien de rechter oordeelt dat hij zich op het vlak van zijn
bestaansmiddelen in een situatie bevindt waarbij hij beroep zou kunnen doen op juridische tweedelijnsbijstand
of op rechtsbijstand" ingevoegd tussen de woorden "geniet," en de woorden "wordt de burgerlijke partij". HOOFDSTUK
5. - Opleiding met betrekking tot seksueel geweld Afdeling 1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk
Wetboek Art. 48. Artikel 78 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van
5 mei 2019, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De rechters die zetelen in de raadkamer,
de kamers van de correctionele rechtbank, van de strafuitvoeringsrechtbank en van de familie- en jeugdrechtbank
en de onderzoeksrechters volgen binnen het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake
seksueel-en intrafamiliaal geweld georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.". Art.
49. Artikel 101, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2014, 25 december
2016 en 6 juli 2017, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De raadsheren die zetelen in de
correctionele kamers, de familiekamers en de jeugdkamers, en de kamer van inbeschuldigingstelling volgen
binnen het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake seksueel- en intrafamiliaal geweld
georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.". Art. 50. In artikel 143, §
2/1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht
: 1° in het eerste lid worden de woorden ", dewelke een grondige opleiding met betrekking tot
seksueel-en intrafamiliaal geweld bevat," ingevoegd tussen de woorden "bedoelde gespecialiseerde opleiding"
en de woorden "georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding"; 2° tussen het
eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De leden van het openbaar ministerie
die hun ambt uitoefenen bij de correctionele kamers en de kamer van inbeschuldigingstelling volgen binnen
het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake seksueel- en intrafamiliaal geweld georganiseerd
door het Instituut voor gerechtelijke opleiding."; 3° in het tweede lid, dat het derde lid
wordt, worden de woorden "In uitzonderlijke omstandigheden en voor een goede rechtsbedeling kan de procureur-generaal,"
vervangen door de woorden "Met betrekking tot de kamers bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan
de procureur-generaal in uitzonderlijke omstandigheden en voor een goede rechtsbedeling". Art.
51. In artikel 151 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014, worden de
volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden ", dewelke een grondige
opleiding met betrekking tot seksueel-en intrafamiliaal geweld bevat," ingevoegd tussen de woorden "bedoelde
gespecialiseerde opleiding" en de woorden "georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding"; 2°
tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De leden van het openbaar
ministerie die hun ambt uitoefenen bij de correctionele kamers, de raadkamer en bij de strafuitvoeringsrechtbank,
volgen binnen het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake seksueel- en intra familiaal
geweld georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding."; 3° in het derde lid,
dat het vierde lid wordt, worden de woorden "In uitzonderlijke omstandigheden en voor een goed bestuur
van het gerecht kan de procureur des Konings," vervangen door de woorden "Met betrekking tot de kamers
bedoeld in het tweede en het derde lid, kan de procureur des Konings in uitzonderlijke omstandigheden
en voor een goed bestuur van het gerecht,". Art. 52. Artikel 259bis-9 van hetzelfde Wetboek,
ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 maart 2019, wordt
aangevuld met een paragraaf 5, luidende : " § 5. Magistraten die benoemd worden als vrederechter,
in of bij een politierechtbank, in of bij een rechtbank van eerste aanleg, in of bij een arbeidsrechtbank,
in of bij een hof van beroep of in of bij een arbeidshof en die niet eerder deze opleiding hebben gevolgd,
volgen in de loop van de twee jaren die volgen op hun benoeming een basisopleiding met betrekking tot
seksueel geweld en intrafamiliaal geweld.". Afdeling 2. - Overgangsbepaling Art. 53.
De magistraten die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit hoofdstuk reeds benoemd zijn in of
bij een rechtbank van eerste aanleg of in of bij een hof van beroep, die ingevolge de bepalingen bedoeld
in de artikelen 48, 49, 50 en 51 de grondige opleiding moeten volgen en voordien geen grondige opleiding
inzake seksueel geweld en intrafamiliaal geweld hebben gevolgd, moeten die grondige opleiding volgen
binnen de twee jaar volgend op de inwerkingtreding van dit hoofdstuk. De magistraten die op
het tijdstip van de inwerkingtreding van dit hoofdstuk reeds benoemd zijn als vrederechter, in een politierechtbank,
in of bij een rechtbank van eerste aanleg, in of bij een arbeidsrechtbank, in of bij een hof van beroep
of arbeidshof en die geen opleiding inzake seksueel geweld en intrafamiliaal geweld hebben gevolgd, moeten
de basisopleiding in deze materie volgen binnen twee jaar. Tijdens die periode bepaalt de korpschef
de volgorde van prioriteit waarin de betrokken magistraten de grondige of de basisopleiding moeten volgen. HOOFDSTUK
6. - Wijziging van de wetgeving betreffende de tijdelijke personeelsformaties bij de hoven van beroep
en van de parketten-generaal Afdeling 1. - Wijzigingen van de wet van 29 november 2001 tot vaststelling
van een tijdelijke personeelsformatie van raadsheren teneinde de gerechtelijke achterstand bij de hoven
van beroep weg te werken Art. 54. In artikel 2 van de wet van 29 november 2001 tot vaststelling
van een tijdelijke personeelsformatie van raadsheren teneinde de gerechtelijke achterstand bij de hoven
van beroep weg te werken, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, worden de woorden "van achttien
jaar" vervangen door de woorden "van twintig jaar". Art. 55. In artikel 3, eerste lid, van dezelfde
wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, worden de woorden "van achttien jaar" vervangen
door de woorden "van twintig jaar". Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 14 december 2004
tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, van de wet van 2 juli
1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg en van artikel 211
van het Gerechtelijk Wetboek Art. 56. In artikel 8, eerste lid, van de wet van 14 december 2004
tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, van de wet van 2 juli
1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg en van artikel 211
van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, wordt het cijfer "2019"
vervangen door het cijfer "2021". Art. 57. In artikel 9, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk
gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, wordt het cijfer "2019" vervangen door het cijfer "2021". Afdeling
3. - Wijzigingen van de wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende
de rechterlijke inrichting en tot tijdelijke toelating tot overtallige benoemingen van magistraten, wat
het hof van beroep te Gent betreft Art. 58. In artikel 3, eerste lid, van de wet van 10 augustus
2005 tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting en tot tijdelijke
toelating tot overtallige benoemingen van magistraten, wat het hof van beroep te Gent betreft, laatstelijk
gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, wordt het cijfer "2019" vervangen door het cijfer "2021". Art.
59. In artikel 4 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, wordt het cijfer
"2019" vervangen door het cijfer "2021". Art. 60. In artikel 5, eerste lid, van dezelfde wet,
laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, wordt het cijfer "2019" vervangen door het cijfer "2021". Afdeling
4. - Wijziging van de wet van 20 december 2005 houdende diverse bepalingen betreffende justitie Art.
61. In artikel 8 van de wet van 20 december 2005 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, laatstelijk
gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, wordt het cijfer "2019" telkens vervangen door het cijfer "2021". Afdeling
5. - Wijzigingen van de wet van 12 maart 2007 tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de
rechterlijke inrichting voor wat het hof van beroep te Bergen en de rechtbank van eerste aanleg te Gent
betreft en tot tijdelijke toelating tot overtallige benoeming van magistraten, wat het hof van beroep
te Bergen betreft Art. 62. In artikel 4 van de wet van 12 maart 2007 tot wijziging van de wet
van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting voor wat het hof van beroep te Bergen en de rechtbank
van eerste aanleg te Gent betreft en tot tijdelijke toelating tot overtallige benoeming van magistraten,
wat het hof van beroep te Bergen betreft, laatstelijk gewijzigd bij de wet 25 mei 2018, wordt het cijfer
"2019" vervangen door het cijfer "2021". Art. 63. In artikel 5, eerste lid, van dezelfde wet,
laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, wordt het cijfer "2019" vervangen door het cijfer "2021". Afdeling
6. - Inwerkingtreding Art. 64. De artikelen 54 en 55 hebben uitwerking met ingang van 18 december
2019. De artikelen 56 tot 63 hebben uitwerking met ingang van 31 december 2019. HOOFDSTUK
7. - Voortdurende evaluatie van hangende zaken op de algemene rol Afdeling 1. - Wijziging van
het Gerechtelijk Wetboek Art. 65. Artikel 730, § 2, a), van het Gerechtelijk Wetboek,
vervangen bij de wet van 25 november 1993 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2012, wordt vervangen als
volgt : " § 2. a) Binnen de drie maanden volgend op elke verjaardag van de inschrijving
op de algemene rol van de zaken waarvoor sinds achttien maanden geen zitting is vastgesteld, geeft de
griffier er kennis van aan de betrokken partijen dat, bij ontstentenis van een verzoek tot handhaving,
hun zaak van rechtswege van de algemene rol zal worden weggelaten. Deze kennisgeving geschiedt, onverminderd
artikel 32ter, bij gerechtsbrief, en bevat de tekst van deze paragraaf. De partijen beschikken
over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving, om een verzoek tot handhaving van
de zaak op de algemene rol neer te leggen bij de griffie. Wanneer de termijn tijdens de gerechtelijke
vakantie vervalt, wordt die verlengd tot de vijftiende dag van het nieuwe gerechtelijke jaar. Wanneer
de termijn begint te lopen tijdens de gerechtelijke vakantie, en zou vervallen voor de vijftiende dag
van het nieuwe gerechtelijke jaar, wordt hij verlengd tot die dag. Alle zaken waarvoor geen
verzoek tot handhaving op de algemene rol is gedaan door ten minste één partij, worden ambtshalve weggelaten. Een
zaak die van de algemene rol werd weggelaten, kan terug ingeschreven worden op verzoek van de meest gerede
partij. Deze paragraaf is niet van toepassing op de in artikel 755 bedoelde schriftelijke behandeling.". Afdeling
2. - Overgangsbepaling Art. 66. Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk,
stuurt de griffier eenmalig, voor alle zaken die sedert langer dan een jaar aanhangig zijn bij de rechtbank
voor dewelke de inwerkingtreding is ingegaan, maar waarvoor geen zitting is vastgesteld, een kennisgeving
aan de betrokken partijen dat, bij ontstentenis van een verzoek tot handhaving, hun zaak van rechtswege
van de algemene rol zal worden weggelaten. Artikel 730, §§ 2 en 3, van het Gerechtelijk
Wetboek zijn van toepassing op de zaken bedoeld in dit artikel. De in het eerste lid bedoelde
kennisgeving bevat de tekst van dit artikel. Afdeling 3. - Inwerkingtreding Art. 67.
Dit hoofdstuk treedt in werking op 31 maart 2022. De Koning kan evenwel, voor een of meerdere
rechtbanken, de datum bepaald in het eerste lid vervroegen. HOOFDSTUK 8. - Authentieke bron
met daarin de indicatoren van de ondernemingen in financiële moeilijkheden Art. 68. In artikel
XX.21 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de woorden
"bij het openbaar ministerie of" ingevoegd tussen de woorden "bepalingen van deze titel," en de woorden
"ter griffie van de rechtbank". HOOFDSTUK 9. - Betekeningen aan de procureur des Konings Afdeling
1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek Art. 69. In artikel 38, § 2, eerste lid,
van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018, worden de volgende wijzigingen
aangebracht : 1° de woorden "De betekening aan de procureur des Konings mag gedaan worden door
het afschrift van de akte aan een parketsecretaris of aan een parketjurist ter hand te stellen." worden
opgeheven; 2° in de voorlaatste zin worden de woorden "zoals bedoeld in de artikelen 38, 40
en 42" ingevoegd tussen de woorden "De betekening aan de procureur des Konings" en het woord "geschiedt"; 3°
in dezelfde zin worden de woorden "door het opladen van het exploot op het in het artikel 32quater/2
bedoelde register, en in alle andere gevallen" ingevoegd tussen het woord "geschiedt" en de woorden "bij
voorrang"; 4° tussen de voorlaatste en de laatste zin worden de woorden "Wanneer een exploot
wordt opgeladen zoals voorzien in dit artikel, geldt het tijdstip van opladen als het tijdstip van betekenen,
waarna het register zoals bedoeld in artikel 32quater/2 een bericht van betekening aan de bevoegde procureur
des Konings en het Rijksregister zendt." ingevoegd; 5° de laatste zin wordt vervangen als volgt
: "In geval van betekening op elektronische wijze aan de procureur des Konings overeenkomstig
dit lid, is artikel 32quater/1, § 2, vierde lid, niet van toepassing.". Art. 70. In artikel
40, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 mei 2016, worden de volgende
wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "De betekening aan de procureur des Konings mag gedaan
worden door het afschrift van de akte aan een parketsecretaris of aan een parketjurist ter hand te stellen."
worden opgeheven; 2° in de voorlaatste zin worden de woorden "zoals bedoeld in de artikelen
38, 40 en 42" ingevoegd tussen de woorden "De betekening aan de procureur des Konings" en het woord "geschiedt"; 3°
in dezelfde zin worden de woorden "door het opladen van het exploot op het in het artikel 32quater/2
bedoelde register, en in alle andere gevallen" ingevoegd tussen het woord "geschiedt" en de woorden "bij
voorrang"; 4° tussen de voorlaatste en de laatste zin worden de woorden "Wanneer een exploot
wordt opgeladen zoals voorzien in dit artikel, geldt het tijdstip van opladen als het tijdstip van betekenen,
waarna het register zoals bedoeld in artikel 32quater/2 een bericht van betekening aan de bevoegde procureur
des Konings en het Rijksregister zendt." ingevoegd; 5° de laatste zin wordt vervangen als volgt
: "In geval van betekening op elektronische wijze aan de procureur des Konings overeenkomstig
dit lid, is artikel 32quater/1, § 2, vierde lid, niet van toepassing". Art. 71. In artikel
42, 7°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 19 oktober 2015 en 4 mei 2016, worden de
volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "De betekening aan de procureur des Konings
mag gedaan worden door het afschrift van de akte aan een parketsecretaris of aan een parketjurist ter
hand te stellen." worden opgeheven; 2° in de voorlaatste zin worden de woorden "zoals bedoeld
in de artikelen 38, 40 en 42" ingevoegd tussen de woorden "De betekening aan de procureur des Konings"
en het woord "geschiedt"; 3° in dezelfde zin worden de woorden "door het opladen van het exploot
op het in het artikel 32quater/2 bedoelde register, en in alle andere gevallen" ingevoegd tussen het
woord "geschiedt" en de woorden "bij voorrang"; 4° tussen de voorlaatste en de laatste zin
worden de woorden "Wanneer een exploot wordt opgeladen zoals voorzien in dit artikel, geldt het tijdstip
van opladen als het tijdstip van betekenen, waarna het register zoals bedoeld in artikel 32quater/2 een
bericht van betekening aan de bevoegde procureur des Konings en het Rijksregister zendt." ingevoegd. 5°
de laatste zin wordt vervangen als volgt : "In geval van betekening op elektronische wijze
aan de procureur des Konings overeenkomstig dit lid, is artikel 32quater/1, § 2, vierde lid, niet
van toepassing". Afdeling 2. - Inwerkingtreding Art. 72. Dit hoofdstuk treedt in werking
op 1 oktober 2020. HOOFDSTUK 10. - Uitstel van inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2019 tot
wijziging van het Wetboek van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen
en arresten betreft Art. 73. In artikel 9 van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek
van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen en arresten betreft
worden de woorden "op 1 september 2020" vervangen door de woorden "op 1 september 2021". HOOFDSTUK
11. - Wijziging van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt Art. 74. In artikel
35 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, vervangen bij de wet van 4 mei 1999
en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, wordt paragraaf 4 aangevuld met een lid, luidende
: "De benoeming of aanstelling als notaris maakt van rechtswege een einde aan elke andere benoeming
of aanstelling als notaris.". HOOFDSTUK 12. - Wijziging inzake het authentieke testament Art.
75. Artikel 972 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 16 december 1922, 6 mei 2009
en 29 december 2010, wordt vervangen als volgt: "Art. 972. Wanneer het testament wordt verleden
voor één of twee notarissen wordt het op papier opgemaakt overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16
maart 1803 tot regeling van het notarisambt, volgens de door de testator uitgedrukte wil. In
beide gevallen moet het aan de testator worden voorgelezen, die bevestigt dat dit zijn laatste wil is.
Indien er slechts één notaris is, geschiedt de voorlezing en de bevestiging in tegenwoordigheid van de
getuigen. Van een en ander wordt uitdrukkelijk melding gemaakt.". Art. 76. Dit hoofdstuk
treedt in werking op 1 september 2020. HOOFDSTUK 13. - Aanpassingen aangaande de machtiging
voor het verwerpen van een nalatenschap voor een minderjarige of persoon die overeenkomstig artikel 492/1,
§ 2, derde lid, 5°, van het Burgerlijk Wetboek, onbekwaam werd verklaard om een nalatenschap
te verwerpen Art. 77. In artikel 410, § 1, 5°, van het Burgerlijk Wetboek, vervangen
bij de wet van 6 juli 2017, worden de woorden ", onverminderd artikel 784/1" ingevoegd tussen de woorden
"te verwerpen" en de woorden "of te aanvaarden". Art. 78. In artikel 492/3 van hetzelfde Wetboek,
ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017, worden de
woorden, ", 784/1" ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 499/7, §§ 1 en 2" en ", 905". Art.
79. In artikel 493 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2003 en laatstelijk gewijzigd
bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf
2, eerste lid, worden de woorden ", 784/1" ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 499/7, §
2" en de woorden ", 905"; 2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden ", 784/1" ingevoegd
tussen de woorden "de artikelen 499/7" en ", 905". Art. 80. In artikel 499/7, § 2, 5°,
van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden ", onverminderd artikel
784/1" ingevoegd tussen de woorden "te verwerpen" en "of te aanvaarden". Art. 81. In artikel
499/13 van hetzelfde Wetboek worden de woorden ", 784/1" ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 499/7"
en ", 1397/1". Art. 82. In boek III, titel I, hoofdstuk V, afdeling II, van hetzelfde Wetboek
wordt een artikel 784/1 ingevoegd, luidende : "Art. 784/1. Ingeval minderjarigen of personen
die overeenkomstig artikel 492/1, § 2, derde lid, 5°, onbekwaam werden verklaard om een nalatenschap
te verwerpen, tot een nalatenschap bedoeld in artikel 784, derde lid, geroepen zijn, ook indien dit slechts
in ondergeschikte graad of orde is, kan de vrederechter, voor het geheel of een deel van deze personen,
worden verzocht om een gezamenlijke machtiging om deze nalatenschap te verwerpen. Het verzoek
kan gezamenlijk worden ingediend door de respectievelijke wettelijke vertegenwoordigers, overeenkomstig
artikel 1185 van het Gerechtelijk Wetboek.". Art. 83. In artikel 594 van het Gerechtelijk Wetboek
wordt de bepaling onder 13°, opgeheven bij de wet van 4 mei 1999, hersteld als volgt : "13°
over de verzoeken om machtiging op grond van artikel 784/1 van het Burgerlijk Wetboek;". Art.
84. In artikel 627 van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling onder 1°, vervangen bij de wet van 27 maart
2001, aangevuld met de volgende zinnen : "In afwijking van het voorgaande, is de bevoegde rechter
voor het verzoek tot machtiging bedoeld in artikel 784/1 van het Burgerlijk Wetboek, de rechter van de
plaats waar de erfenis is opengevallen. Indien in dit geval de erfenis is opengevallen buiten het Belgisch
grondgebied, is de bevoegde rechter, de rechter van de verblijfplaats van één van de personen voor wie
de machtiging wordt gevraagd.". Art. 85. In artikel 628 van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling
onder 3°, vervangen bij de wet van 17 maart 2013 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december
2017, aangevuld met de volgende zinnen: "In afwijking van het voorgaande, is de bevoegde rechter
voor het verzoek tot machtiging bedoeld in artikel 784/1 van het Burgerlijk Wetboek, de rechter van de
plaats waar de erfenis is opengevallen. Indien in dit geval de erfenis is opengevallen buiten het Belgisch
grondgebied, is de bevoegde rechter, de rechter van de verblijfplaats van één van de personen voor wie
de machtiging wordt gevraagd.". Art. 86. Artikel 629quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 30 juli 2013, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "In afwijking van
het eerste lid is de bevoegde rechter voor het verzoek tot machtiging bedoeld in artikel 784/1 van het
Burgerlijk Wetboek, de rechter van de plaats waar de erfenis is opengevallen. Indien in dit geval de
erfenis is opengevallen buiten het Belgisch grondgebied, is de bevoegde rechter, de rechter van de verblijfplaats
van één van de personen voor wie de machtiging wordt gevraagd.". Art. 87. Artikel 1185 van hetzelfde
Wetboek, opgeheven bij de wet van 6 juli 2017, wordt hersteld als volgt : "Art. 1185. Op het
gezamenlijk verzoek tot machtiging bedoeld in artikel 784/1 van het Burgerlijk Wetboek, zijn de artikelen
1026 tot 1034 van toepassing onder voorbehoud van de volgende bepalingen : 1° het verzoekschrift
wordt ondertekend door de verzoekers of hun advocaat of notaris; 2° de vrederechter wint alle
dienstige inlichtingen in en kan eenieder horen die hij geschikt acht om hem in te lichten.". Art.
88. In artikel 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt de bepaling onder
19°, opgeheven bij wet van 12 juli 1960, hersteld als volgt : "19° de akten, vonnissen en
arresten betreffende procedures tot machtiging ingesteld overeenkomstig artikel 784/1 van het Burgerlijk
Wetboek;". Art. 89. Artikel 4, § 2, tweede lid, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting
van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand wordt aangevuld met de bepaling onder
6°, luidende : "6° indien zij een verzoek tot machtiging indient op grond van artikel 784/1
van het Burgerlijk Wetboek.". Art. 90. Dit hoofdstuk is van toepassing vanaf zijn inwerkingtreding
ongeacht het tijdstip waarop de nalatenschap is opengevallen. Art. 91. Dit hoofdstuk treedt
in werking op 1 september 2020. HOOFDSTUK 14. - Geavanceerde elektronische zegels voor de kopieën
van processen-verbaal Art. 92. Artikel 40 van de wet op het politieambt, vervangen bij de wet
van 25 mei 2018, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende : " § 6. De digitale kopieën
en digitale uittreksels van processen-verbaal worden ondertekend met behulp van een geavanceerd elektronisch
zegel.". HOOFDSTUK 15. - Wijzigingen inzake gerechtskosten Afdeling 1. - Bekrachtiging
van het besluit genomen met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de wet van 23 maart 2019 betreffende
de gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten en tot invoeging van een artikel 648 in het
Wetboek van Strafvordering Art. 93. Wordt bekrachtigd met ingang van 22 oktober 2018, het koninklijk
besluit van 5 oktober 2018 tot vaststelling van het forfaitair tarief voor de prestaties bij het psychiatrisch
deskundigenonderzoek in het kader van een interneringsprocedure. Afdeling 2. - Wijzigingen van
de wet van 23 maart 2019 betreffende de gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten en tot
invoeging van een artikel 648 in het Wetboek van Strafvordering Art. 94. In de wet van 23 maart
2019 betreffende de gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten en tot invoeging van een artikel
648 in het Wetboek van strafvordering, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na artikel
17, wordt een hoofdstuk 6/1 ingevoegd, dat artikel 17/1 omvat, met als opschrift: "Hoofdstuk 6/1. Overgangsbepaling"; 2°
in hoofdstuk 6/1 wordt een artikel 17/1 ingevoegd, luidende : "Art. 17/1. De beroepen die bij
de Commissie voor de Gerechtskosten zijn ingesteld tegen de beslissingen van de taxerende magistraat
en de minister van Justitie inzake het bedrag van de gerechtskosten, en waarin nog geen uitspraak is
gedaan bij de inwerkingtreding van deze wet, worden aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal van het
Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie bij de Federale Overheidsdienst Justitie, die uiterlijk
op 31 december 2020 een met redenen omklede beslissing neemt overeenkomstig de procedure bepaald in artikel
6, § 3.". Art. 95. In artikel 2 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht
: 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "voor gerechtsdeskundigen bedoeld in de artikelen
991ter tot 991undecies" vervangen door de woorden "voor gerechtsdeskundigen en voor beëdigd vertalers,
tolken en vertalers-tolken bedoeld in de artikelen 555/6 tot 555/16"; 2° in de bepaling onder
4° worden de woorden "voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken bedoeld in de artikelen 20
tot 27 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting
van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor
beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken" vervangen door de woorden "voor gerechtsdeskundigen en
voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken bedoeld in de artikelen 555/6 tot 555/16 van het Gerechtelijk
Wetboek.". Art. 96. In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzingen aangebracht
: 1° de woorden "artikel 991septies" worden vervangen door de woorden "artikel 555/12"; 2°
de woorden "artikel 24 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het
oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal
register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken" worden vervangen door de woorden "artikel
555/12 van het Gerechtelijk Wetboek". Afdeling 3. - Wijziging van het Wetboek van Strafvordering Art.
97. In artikel 464/40 van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014,
worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De
kosten die namens het ambt van de SUO-magistraat zijn gemaakt worden begroot overeenkomstig de regelgeving
inzake de gerechtskosten in strafzaken."; 2° het vijfde lid wordt opgeheven. Afdeling
4. - Wijziging van de wet van 4 februari 2018 houdende de opdrachten en de samenstelling van het Centraal
Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring Art. 98. In artikel 22, § 9, van
de wet van 4 februari 2018 houdende de opdrachten en de samenstelling van het Centraal Orgaan voor de
Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : "De directeur-generaal
van het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie bij de Federale Overheidsdienst Justitie of zijn
gedelegeerde neemt kennis van alle beroepen die de prestatieverlener instelt tegen de beslissingen betreffende
het bedrag van de voorgeschoten of de definitief begrote vergoeding overeenkomstig de procedure voorzien
in artikel 6, § 3 van de wet van 23 maart 2019 betreffende de gerechtskosten in strafzaken en
gelijkgestelde kosten en tot invoeging van een artikel 648 in het Wetboek van strafvordering.". Afdeling
5. - Inwerkingtreding Art. 99. De artikelen 97 en 98 hebben uitwerking op 1 januari 2020. HOOFDSTUK
16. - Uitstel van de inwerkingtreding van bepaalde bepalingen betreffende de externe rechtspositie van
de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van
de strafuitvoeringsmodaliteiten Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende
de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende
rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten Art. 100. In artikel 109 van de wet
van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de
aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, laatstelijk gewijzigd
bij de wet van 5 mei 2019, worden de woorden "en uiterlijk op 1 oktober 2020" vervangen door de woorden
"en uiterlijk op 1 april 2021". Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging
van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf
en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing
van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder Art.
101. In artikel 26 van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de
externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende
rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter
voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, worden de woorden "en uiterlijk op 1 oktober 2020"
vervangen door de woorden "en uiterlijk op 1 april 2021". Afdeling 3. - Bepaling met betrekking
tot de vervanging in overtal van het gerechtspersoneel aangewezen om de rechters in de strafuitvoeringsrechtbank
en de substituten-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken bij te staan met het
oog op de inwerkingtreding van de bepalingen betreffende de procedure voor de strafuitvoeringsrechter
voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie
van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam
van de strafuitvoeringsmodaliteiten Art. 102. In het tweede deel, boek I, titel III, van het
Gerechtelijk Wetboek wordt een hoofdstuk VI ingevoegd, luidende: "Hoofdstuk VI. Vervanging in
overtal van de griffiers, secretarissen en assistenten aangewezen om een rechter in de strafuitvoeringsrechtbank
of een substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken bij te staan.". Art.
103. In hoofdstuk VI, ingevoegd bij artikel 102, wordt artikel 179 van hetzelfde Wetboek hersteld als
volgt: "Art. 179. De griffier, secretaris of assistent aangewezen om een rechter in de strafuitvoeringsrechtbank
of een substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken bij te staan kan worden
vervangen door middel van een benoeming of een werving in overtal.". HOOFDSTUK 17. - Plaats
van de terechtzittingen van de hoven van assisen en het aantal plaatsvervangende gezworenen Art.
104. Artikel 115 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993, 21 december
2009, 19 juli 2012 en 5 mei 2016, wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien buitengewone
omstandigheden zulks rechtvaardigen kan de eerste voorzitter van het hof van beroep in samenspraak met
de minister bevoegd voor Justitie, op vordering van de procureur-generaal of deze magistraat gehoord,
en desgevallend in overleg met de eerste voorzitter van het hof van beroep van het betrokken rechtsgebied,
gelasten dat de terechtzittingen van het hof van assisen worden gehouden in een zittingsplaats die hij
daartoe aanwijst en, zo daartoe grond bestaat, dat een bepaalde zaak aldaar zal berecht worden.". Art.
105. Artikel 116 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 21 december 2009 en 1 december 2013,
wordt aangevuld met de woorden ", hetzij in de zittingsplaats overeenkomstig artikel 115, derde of vierde
lid, daartoe aangewezen". Art. 106. In artikel 124 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet
van 13 november 1987, worden de woorden "twaalf plaatsvervangende gezworenen" vervangen door de woorden
"vierentwintig plaatsvervangende gezworenen". Art. 107. In artikel 238 van hetzelfde Wetboek,
gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1993 en 21 december 2009, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden
"of bij toepassing van artikel 115, vierde lid, uit de definitieve lijst van gezworenen van het gerechtelijk
arrondissement waar de terechtzitting zou geopend geweest zijn mocht geen toepassing zijn gemaakt van
artikel 115, vierde lid.". Art. 108. In artikel 240, 1°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden
"of in geval van toepassing van artikel 115, vierde lid, op de plaats waar het hof van assisen zal zetelen"
ingevoegd tussen de woorden "om zich aan te melden op de zetel van het hof van assisen" en de woorden
"op de dag die de eerste voorzitter". HOOFDSTUK 18. - Zittingen via videoconferentie voor de
commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders Afdeling
1. - Wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen Art. 109.
Artikel 34sexies van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, ingevoegd bij
de wet van 22 april 2003, wordt vervangen als volgt: "Art. 34sexies. De zittingen van de commissie
zijn openbaar, behalve indien de verzoeker de behandeling met gesloten deuren vraagt. De voorzitter
van de kamer kan evenwel beslissen dat advocaten, betrokkenen of leden van de commissie de zitting bijwonen
via videoconferentie. De verzoeker kan echter eisen fysiek op de zitting aanwezig te zijn. Het
beraad kan eveneens per videoconferentie plaatsvinden. De Koning stelt de nadere regels vast
inzake de procedure en de werking van de commissie.". Afdeling 2. - Inwerkingtreding Art.
110. Dit hoofdstuk treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. HOODSTUK
19. - Wijzigingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten Art. 111. In
artikel 2 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, laatstelijk gewijzigd bij de
wet van 28 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden
de woorden ", en de akten bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, op een kopie" opgeheven; 2°
in het derde lid worden de woorden "onderworpen zijn" vervangen door de woorden "onderworpen worden"; 3°
het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd het derde en het vierde
lid, worden de vonnissen en arresten geregistreerd op een door de griffier eensluidend verklaard afschrift
dat op elektronische wijze wordt aangeboden, behoudens overmacht of technische storing in welk geval
de aanbieding gebeurt op papier. De vermelding van de registratie wordt aan de griffier verzonden samen
met het geregistreerde vonnis of arrest, op dezelfde wijze als dat laatste werd aangeboden. Onverminderd
het derde en het vierde lid, worden de onderhandse akten geregistreerd op een origineel of op een kopie,
met uitzondering van de akten bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3° die op een kopie worden geregistreerd.". Art.
112. Artikel 171 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli
2001, bekrachtigd door de wet van 26 juni 2002, wordt aangevuld met een lid luidende : "Het
eerste lid is niet van toepassing op een afschrift gemaakt met het oog op de aanbieding ervan ter formaliteit
van de registratie.". Art. 113. In artikel 173 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd
bij de wet van 17 maart 2019, wordt een bepaling onder 7° bis ingevoegd, luidende : "7° bis.
de afschriften van de vonnissen en arresten gemaakt met het oog op de aanbieding ervan ter formaliteit
van de registratie;". Art. 114. In titel I, hoofdstuk IX, afdeling III, van hetzelfde Wetboek
wordt een nieuw artikel 180ter ingevoegd, luidende: "Art. 180ter. De griffier bewaart, samen
met de minuut van het vonnis of arrest : 1° de vermelding van de registratie van dat vonnis
of arrest; 2° een kopie van het geregistreerde afschrift van dat vonnis of arrest.". Art.
115. Artikel 1812, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 april 2016
wordt vervangen als volgt : "De griffiers van de hoven en rechtbanken zijn er toe gehouden op
straf van een boete van vijfentwintig euro per overtreding, aan de ambtenaren van de Algemene Administratie
van de Patrimoniumdocumentatie inzage te verlenen van : 1° de door hen of vóór hen verleden
akten; 2° de minuten van de vonnissen, arresten, bevelschriften en alle andere akten waarvan
zij bewaarders zijn; 3° de afschriften en vermeldingen bedoeld in artikel 180ter.". Kondigen
deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal
worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 31 juli 2020. FILIP Van Koningswege
: De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De
Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be):
Stukken. 55-1295