11 JANUARI 2019. - Wet houdende maatregelen van bestrijding van de belastingfraude en -ontwijking inzake roerende voorheffing (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna
wezen zullen, Onze Groet. De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen,
hetgeen volgt : Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van
de Grondwet. Art. 2. In artikel 262 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk
gewijzigd bij de wet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de
bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt: "4° inkomsten van roerende goederen en kapitalen,
loten van effecten van leningen en de in artikel 90, eerste lid, 11°, bedoelde inkomsten, die onrechtmatig
met vrijstelling van voorheffing zijn verkregen of waarvan de voorheffing ten onrechte aan de verkrijger
van de inkomsten is terugbetaald;"; b) het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 7°,
luidende: "7° dividenden van buitenlandse oorsprong die zonder bemiddeling van een in België
gevestigde tussenpersoon in het buitenland zijn geïnd of verkregen door een in België gevestigde belastingplichtige
waarvan het maatschappelijk doel uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit het beheer en het beleggen
van fondsen ingezameld met het doel wettelijke of aanvullende pensioenen uit te betalen.". Art.
3. Artikel 266, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 december 2016, wordt aangevuld
met de volgende zin: "Het feit dat een verkrijger van dividenden waarvan het maatschappelijk
doel uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit het beheer en het beleggen van fondsen ingezameld met het
doel wettelijke of aanvullende pensioenen uit te betalen, de effecten waaruit de dividenden voortkomen
niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste 60 dagen in volle eigendom heeft behouden, vormt
een weerlegbaar vermoeden dat de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen waarmee de dividenden
verbonden zijn, kunstmatig is.". Art. 4. In artikel 281, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij
de wetten van 10 maart 1999 en 15 december 2004, worden de woorden "op het ogenblik waarop de dividenden
zijn toegekend of betaalbaar gesteld" vervangen door de woorden "op de datum waarop de rechthebbenden
van de dividenden worden geïdentificeerd". Art. 5. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 281/1
ingevoegd, luidende: "Art. 281/1. Uit hoofde van dividenden wordt geen roerende voorheffing
verrekend indien de verkrijger, waarvan het maatschappelijk doel uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat
uit het beheer en het beleggen van fondsen ingezameld met het doel wettelijke of aanvullende pensioenen
uit te betalen, de effecten waaruit de dividenden voortkomen niet gedurende een ononderbroken periode
van ten minste 60 dagen in volle eigendom heeft behouden. Het eerste lid is niet van toepassing
op de dividenden waarvan de verkrijger heeft aangetoond dat zij niet verbonden zijn met een rechtshandeling
of een geheel van rechtshandelingen die kunstmatig is en is opgezet met als hoofddoel of een van de hoofddoelen
de verrekening van de roerende voorheffing op deze dividenden te verkrijgen.". Art. 6. Deze
wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Gegeven
te Brussel, 11 januari 219. FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister
en Minister van Financiën, A. DE CROO Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister
van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers
(www.dekamer.be) Stukken: K54-3400 Integraal verslag: 20 december 2018