21 NOVEMBER 2016. - Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord (1)
FILIP,
Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamer
van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK
1. - Algemene bepalingen Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel
74 van de Grondwet. Art. 2. Deze wet voorziet in de omzetting van de richtlijn 2013/48/EU van
het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat
in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om
een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten
te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming en in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2010/64/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling
in strafprocedures en van de richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober
2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers
van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad. HOOFDSTUK
2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering Art. 3. Artikel 47bis van het Wetboek van
strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998 en gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 2011
en 25 april 2014, wordt vervangen als volgt: "Art. 47bis. § 1. Vooraleer wordt overgegaan
tot het verhoor van een persoon aan wie geen misdrijf ten laste wordt gelegd, wordt op beknopte wijze
kennis gegeven van de feiten waarover hij zal worden verhoord en wordt hem meegedeeld dat: 1)
hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen; 2) zijn verklaringen als bewijs in rechte
kunnen worden gebruikt; 3) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden
die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen; 4) hij kan vragen dat een bepaalde
opsporingshandeling wordt verricht of een bepaald verhoor wordt afgenomen; 5) hij gebruik mag
maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld en dat hij, tijdens
de ondervraging of later, mag vragen dat deze documenten bij het proces-verbaal van het verhoor of bij
het dossier worden gevoegd. Al deze elementen worden nauwkeurig opgenomen in een proces-verbaal. §
2. Vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor van een verdachte, wordt aan de te ondervragen persoon
op beknopte wijze kennis gegeven van de feiten waarover hij zal worden verhoord en wordt hem meegedeeld
dat: 1) hij als verdachte wordt verhoord en dat hij het recht heeft om voor het verhoor een
vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze of een hem toegewezen advocaat, en zich door
hem kan laten bijstaan tijdens het verhoor, in zoverre de feiten die hem ten laste kunnen worden gelegd
een misdrijf betreffen waarvoor een vrijheidsstraf kan worden opgelegd; en, in geval hij niet van zijn
vrijheid is benomen, hij zelf de nodige maatregelen moet nemen om zich te laten bijstaan; 2)
hij de keuze heeft na bekendmaking van zijn identiteit om een verklaring af te leggen, te antwoorden
op de hem gestelde vragen of te zwijgen; 3) hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen; 4)
zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt; 5) hij kan vragen dat alle vragen
die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen; 6)
in voorkomend geval: hij niet van zijn vrijheid is benomen en hij op elk ogenblik kan gaan en staan waar
hij wil; 7) hij kan vragen dat een bepaalde opsporingshandeling wordt verricht of een bepaald
verhoor wordt afgenomen; 8) hij gebruik mag maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat
daardoor het verhoor wordt uitgesteld en dat hij, tijdens de ondervraging of later, mag vragen dat deze
documenten bij het proces-verbaal van het verhoor of bij het dossier worden gevoegd. §
3. Indien het verhoor van een meerderjarige verdachte op schriftelijke uitnodiging geschiedt, kunnen
de in paragraaf 2 bedoelde rechten, evenals de beknopte mededeling van de feiten waarover de te ondervragen
persoon zal worden verhoord, reeds ter kennis worden gebracht in deze uitnodiging waarvan een kopie gevoegd
wordt bij het proces-verbaal van verhoor. In dit geval geldt de uitnodiging als mededeling van de rechten
bedoeld in paragraaf 2 en wordt de betrokkene geacht een vertrouwelijk overleg te hebben gepleegd met
een advocaat en de nodige maatregelen te hebben genomen om zich door hem te laten bijstaan tijdens het
verhoor. Indien de betrokkene zich niet laat bijstaan door een advocaat, wordt hij, vooraleer het verhoor
aanvangt, alleszins gewezen op de rechten bedoeld in paragraaf 2, 2) en 3). Indien het in het
eerste lid bedoelde verhoor een minderjarige betreft die zich zonder advocaat aanmeldt voor verhoor,
kan het verhoor pas plaatsvinden na een vertrouwelijk overleg tussen de minderjarige en een advocaat,
dit ofwel in een lokaal van de politie ofwel telefonisch. Teneinde de door hem gekozen advocaat of een
andere advocaat te contacteren en door deze bijgestaan te worden tijdens het verhoor, wordt contact opgenomen
met de permanentie-dienst die wordt georganiseerd door de Orde van Vlaamse balies en de "Ordre des barreaux
francophones et germanophone", of bij gebrek hieraan door de stafhouder van de Orde of zijn gemachtigde. Indien
het verhoor van een meerderjarige verdachte niet op uitnodiging geschiedt of indien bij de uitnodiging
de in paragraaf 2 bedoelde elementen niet zijn vermeld, wordt hij in kennis gesteld van deze elementen
en kan het verhoor op verzoek van de te ondervragen persoon eenmalig worden uitgesteld, teneinde hem
de gelegenheid te geven zijn in paragraaf 2, 1), bedoelde rechten uit te oefenen. In dat geval wordt
een datum bepaald voor het verhoor waarop het eerste lid van toepassing is. De meerderjarige te ondervragen
persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van de in paragraaf 2, eerste lid, 1), bedoelde rechten.
Hij moet de afstand schriftelijk doen, in een door hem gedateerd en ondertekend document, waarin hem
de nodige informatie wordt verstrekt over de mogelijke gevolgen van een afstand van het recht op bijstand
van een advocaat. Betrokkene wordt in kennis gesteld dat hij zijn afstand kan herroepen. Indien
het in het derde lid bedoelde verhoor een minderjarige betreft, kan het verhoor pas plaatsvinden na een
vertrouwelijk overleg tussen de minderjarige en een advocaat, dit ofwel in een lokaal van de politie
ofwel telefonisch. Teneinde de door hem gekozen advocaat of een andere advocaat te contacteren en door
deze bijgestaan te worden tijdens het verhoor, wordt contact opgenomen met de permanentiedienst die wordt
georganiseerd door de Orde van Vlaamse balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone",
of bij gebrek hieraan door de stafhouder van de Orde of zijn gemachtigde. Indien de advocaat in akkoord
met de minderjarige hierom verzoekt, wordt het verhoor eenmaal uitgesteld zodanig dat de minderjarige
een advocaat kan raadplegen en door deze bijgestaan kan worden tijdens het verhoor. Al de in
deze paragraaf vermelde elementen worden nauwkeurig opgenomen in een proces-verbaal. §
4. Onverminderd paragraaf 2, wordt aan eenieder die van zijn vrijheid is benomen overeenkomstig de artikelen
1, 2, 3, 15bis en 16 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis meegedeeld dat hij
de rechten geniet die worden opgesomd in de artikelen 2bis, 15bis, 16 en 20, § 1, van dezelfde
wet. § 5. Aan de in de paragrafen 2 en 4 bedoelde personen wordt zonder onnodig uitstel
voor het eerste verhoor een schriftelijke verklaring van de in de paragrafen 2 en 4 bedoelde rechten
overhandigd. De vorm en inhoud van deze verklaring van rechten worden door de Koning bepaald. §
6. De volgende bepalingen zijn op alle verhoren van toepassing: 1) Het proces-verbaal vermeldt
nauwkeurig het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd.
Het vermeldt nauwkeurig de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan,
tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek. Het vermeldt ook de bijzondere omstandigheden
en alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin zij is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen. 2)
De bewoordingen van de mededeling van de in de paragrafen 1, 2 en 4, bedoelde rechten worden aangepast
in functie van de leeftijd van de betrokkene of in functie van een mogelijke kwetsbaarheid van de betrokkene
die zijn vermogen aantast om deze rechten te begrijpen. Hiervan wordt melding gemaakt in het
proces-verbaal van verhoor. 3) Aan het einde van het verhoor geeft men de ondervraagde persoon
de tekst van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd
of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen. Deze bepaling is eveneens van
toepassing op het audio gefilmd verhoor overeenkomstig artikel 2bis, § 3, van de wet van 20 juli
1990 betreffende de voorlopige hechtenis. 4) Indien een in de hoedanigheid van slachtoffer of
van verdachte ondervraagde persoon de taal van de procedure niet verstaat of spreekt of indien hij lijdt
aan gehoor- of spraakstoornissen, wordt een beroep gedaan op een beëdigd tolk tijdens het verhoor. Indien
geen enkele beëdigd tolk beschikbaar is, wordt de ondervraagde persoon gevraagd zelf zijn verklaring
te noteren. Indien een in een andere hoedanigheid dan slachtoffer of verdachte ondervraagde
persoon de taal van de procedure niet verstaat of spreekt of indien hij lijdt aan gehoor- of spraakstoornissen,
wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigd tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal,
ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. In geval van vertolking maakt het
proces-verbaal melding van de bijstand door een beëdigd tolk, alsmede van diens naam en hoedanigheid.
De kosten van vertolking zijn ten laste van de Staat. 5) Indien tijdens het verhoor van een
persoon, die aanvankelijk niet werd verhoord als verdachte, blijkt dat er elementen zijn die laten vermoeden
dat hem feiten ten laste kunnen worden gelegd, dan wordt hij ingelicht over de rechten die hij heeft
ingevolge paragraaf 2 en, in voorkomend geval, paragraaf 4 en wordt hem de in paragraaf 5 bedoelde schriftelijke
verklaring overhandigd. 6) Het verhoor wordt geleid door de verhoorder. De verhoorder geeft
op beknopte wijze kennis aan de advocaat van de feiten waarop het verhoor betrekking heeft. 7)
De advocaat kan aanwezig zijn tijdens het verhoor, dat evenwel reeds een aanvang genomen kan hebben. De
bijstand van de advocaat tijdens het verhoor heeft tot doel toezicht mogelijk te maken op: a)
de eerbiediging van het recht van de te horen persoon zichzelf niet te beschuldigen en de keuzevrijheid
om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de gestelde vragen of te zwijgen; b) de wijze
waarop de ondervraagde persoon tijdens het verhoor wordt behandeld, inzonderheid op het al dan niet kennelijk
uitoefenen van ongeoorloofde druk of dwang; c) de kennisgeving van de in paragraaf 2, en in
voorkomend geval paragraaf 4, bedoelde rechten van verdediging en de regelmatigheid van het verhoor. De
advocaat kan op het verhoorblad melding laten maken van de schendingen van de in de bepaling onder a),
b) en c) vermelde rechten die hij meent te hebben vastgesteld. De advocaat kan vragen dat een bepaalde
opsporings-handeling wordt verricht of een bepaald verhoor wordt afgenomen. Hij kan verduidelijking vragen
over vragen die worden gesteld. Hij kan opmerkingen maken over het onderzoek en over het verhoor. Het
is hem evenwel niet toegelaten te antwoorden in de plaats van de verdachte of het verloop van het verhoor
te hinderen. Al deze elementen worden nauwkeurig opgenomen in het proces-verbaal van verhoor. 8)
Onverminderd de rechten van verdediging is de advocaat verplicht tot geheimhouding van de informatie
waarvan hij kennis krijgt door het verlenen van bijstand tijdens de verhoren afgenomen tijdens het opsporingsonderzoek
en het gerechtelijk onderzoek en door het verlenen van bijstand tijdens de confrontaties en de meervoudige
confrontaties. Hij die de geheimhoudingsplicht schendt, wordt gestraft met de bij artikel 458 van het
Strafwetboek bepaalde straffen. 9) Tegen een persoon kan geen veroordeling worden uitgesproken
die gegrond is op verklaringen die hij heeft afgelegd in strijd met de paragrafen 2, 3, 4 en de bepaling
onder 5), met uitsluiting van paragraaf 5, wat betreft het voorafgaandelijk vertrouwelijk overleg of
de bijstand door een advocaat tijdens het verhoor of in strijd met de artikelen 2bis, 15bis, 20, §
1, en 24bis/1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis wat betreft het voorafgaandelijk
vertrouwelijk overleg of de bijstand door een advocaat tijdens het verhoor.". Art. 4. Artikel
62 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 2011, wordt vervangen als volgt: "Art.
62. § 1. Wanneer de onderzoeksrechter zich ter plaatse begeeft, wordt hij altijd vergezeld door
de procureur des Konings en door de griffier van de rechtbank. Wanneer de onderzoeksrechter
het plaatsbezoek, waarvan hij de leiding heeft, organiseert met het oog op de reconstructie van de feiten,
hebben de verdachte en zijn advocaat, overeenkomstig de aan deze laatste door artikel 47bis, §
6, 7), toebedeelde rol, en de burgerlijke partij en zijn advocaat het recht om deze bij te wonen. Onverminderd
de rechten van verdediging, is de advocaat verplicht tot geheimhouding van de informatie waarvan hij
kennis krijgt door het bijwonen van het plaatsbezoek met het oog op de reconstructie van de feiten. Hij
die de geheimhoudingsplicht schendt, wordt gestraft met de bij artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde
straffen. § 2. De bepalingen van artikel 47bis zijn van toepassing op het confrontatieverhoor. §
3. De advocaat van de verdachte mag de meervoudige confrontatie bijwonen. De advocaat mag na afloop van
de meervoudige confrontatie vragen dat zijn bemerkingen met betrekking tot het verloop ervan in het proces-verbaal
worden opgenomen.". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek Art. 5. In
artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 2001, wordt tussen het tweede
en het derde lid een lid ingevoegd, luidende: "Zij organiseren de permanentiedienst bedoeld
in de artikelen 2bis, § 2, en 24bis/1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
op een wijze die het mogelijk maakt op een zo snel mogelijke manier een advocaat te contacteren, gebruik
makend van de moderne communicatiemiddelen, waarbij de verschillende contacten van de gebruikers worden
bijgehouden. Een jaarlijkse toelage ten laste van het algemeen budget van de uitgaven van sectie 12 wordt
voorzien voor de exploitatiekosten die nodig zijn voor de uitvoering van deze opdracht. De Koning bepaalt
de verdere uitvoeringsmodaliteiten hiervan." HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 20 juli
1990 betreffende de voorlopige hechtenis Art. 6. Artikel 2bis van de wet van 20 juli
1990 betreffende de voorlopige hechtenis, ingevoegd bij de wet van 13 augustus 2011, wordt vervangen
als volgt: "Art. 2bis. § 1. Deze bepaling regelt de toegang tot een advocaat binnen de
termijnen bedoeld bij de artikelen 1, 1°, 2, 12, 15bis en 18, § 1. § 2. Eenieder
die van zijn vrijheid is benomen overeenkomstig de artikelen 1 of 2 of ter uitvoering van een in artikel
3 bedoeld bevel tot medebrenging heeft vanaf dat ogenblik en vóór het eerstvolgende verhoor door de politiediensten,
of bij gebrek hieraan door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter, het recht om zonder onnodig
uitstel vertrouwelijk overleg te plegen met een advocaat naar keuze. Teneinde de door hem gekozen advocaat
of een andere advocaat te contacteren, wordt contact opgenomen met de permanentiedienst die wordt georganiseerd
door de Orde van Vlaamse balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone", of bij gebrek
hieraan door de stafhouder van de Orde of zijn gemachtigde. Vanaf het contact met de gekozen
advocaat of de permanentiedienst, dient het vertrouwelijk overleg met de advocaat binnen twee uren plaats
te vinden. Op vraag van de advocaat in akkoord met de betrokken persoon, kan het vertrouwelijk overleg
telefonisch plaatsgrijpen. Het vertrouwelijk overleg kan dertig minuten duren en is in uitzonderlijke
gevallen beperkt verlengbaar op beslissing van de verhoorder. Na het vertrouwelijk overleg kan het verhoor
aanvangen. Indien het geplande vertrouwelijke overleg niet binnen twee uren kan plaatsvinden,
vindt alsnog een telefonisch vertrouwelijk overleg met de permanentiedienst plaats, waarna het verhoor
kan aanvangen. In geval van overmacht, mag het verhoor aanvangen nadat betrokkene nogmaals gewezen is
op de rechten bedoeld in artikel 47bis, § 2, 2) en 3), van het Wetboek van strafvordering. §
3. Na telefonisch vertrouwelijk overleg met de gekozen advocaat of met de advocaat van de permanentie,
en in akkoord met deze, kan de meerderjarige verdachte afstand doen van het recht op bijstand tijdens
het verhoor dat, indien mogelijk, audio gefilmd kan worden opgenomen ter controle van het verloop van
het verhoor. De verhoorder, de procureur des Konings of de gelaste onderzoeksrechter kunnen
te allen tijde ambtshalve beslissen het verhoor audio gefilmd op te nemen. Al deze elementen
worden nauwkeurig opgenomen in een proces-verbaal. De digitale opname van het verhoor wordt
overgemaakt aan de procureur des Konings of in voorkomend geval aan de gelaste onderzoeksrechter, samen
met het proces-verbaal van verhoor. Ze maakt deel uit van het strafdossier en er kan inzage of afschrift
van bekomen worden overeenkomstig de artikelen 21bis en 61ter van het Wetboek van strafvordering. De
van zijn vrijheid benomen verdachte heeft evenwel het recht om zelf of via zijn advocaat kennis te nemen
van de opname van zijn verhoor op eenvoudig verzoek van hemzelf of van zijn advocaat aan de procureur
des Konings of, in voorkomend geval, aan de gelaste onderzoeksrechter. De opname van het verhoor
wordt digitaal bewaard. § 4. Indien de ondervraagde persoon de taal van de procedure
niet verstaat of spreekt of indien hij lijdt aan gehoor- of spraakstoornissen en indien de advocaat de
taal van de te horen persoon niet verstaat of spreekt, wordt een beroep gedaan op een beëdigd tolk tijdens
het voorafgaandelijk vertrouwelijk overleg met de advocaat. Het proces-verbaal maakt melding van de bijstand
door een beëdigd tolk, alsmede van diens naam en hoedanigheid. De kosten van vertolking zijn ten laste
van de Staat. § 5. De te horen persoon heeft recht op bijstand door zijn advocaat tijdens
de verhoren die plaatsvinden binnen de bij paragraaf 1 bepaalde termijnen. Het verhoor wordt
gedurende maximaal vijftien minuten onderbroken met het oog op bijkomend vertrouwelijk overleg, hetzij
eenmalig op verzoek van de te horen persoon zelf of op verzoek van zijn advocaat, hetzij bij het aan
het licht komen van nieuwe strafbare feiten die niet in verband staan met de feiten die hem overeenkomstig
artikel 47bis, § 2, van het Wetboek van strafvordering ter kennis werden gebracht. §
6. Enkel de meerderjarige te horen persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van de in de paragrafen
2 en 5 vermelde rechten. Hij kan voor het nemen van deze beslissing om een vertrouwelijk telefonisch
contact verzoeken met een advocaat van de permanentiedienst. Hij moet de afstand schriftelijk doen, in
een door hem gedateerd en ondertekend document, waarin hem de nodige informatie wordt verstrekt over
de mogelijke gevolgen van een afstand van het recht op bijstand van een advocaat. Betrokkene wordt in
kennis gesteld dat hij zijn afstand kan herroepen. § 7. Onverminderd bepalingen in bijzondere
wetten, heeft eenieder die van zijn vrijheid is benomen overeenkomstig de artikelen 1, 2 of 3, het recht,
indien de verdachte hierom verzoekt, dat een door hem aangeduide derde over zijn aanhouding wordt ingelicht
door de ondervrager of een door hem aangewezen persoon, via het meest geschikte communicatiemiddel. De
procureur des Konings of de met het dossier belaste onderzoeksrechter, naargelang van de stand van de
procedure, kan bij een met redenen omklede beslissing deze inlichting uitstellen voor de duur die noodzakelijk
is om de belangen van het onderzoek te beschermen, ingeval een van de volgende dwingende redenen zulks
rechtvaardigen: a) een dringende noodzaak om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de
vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen; b) een dringende noodzaak om
een situatie te voorkomen waarin substantiële schade aan de strafprocedure kan worden toegebracht. §
8. Eenieder die van zijn vrijheid is benomen overeenkomstig de artikelen 1, 2 of 3, heeft recht op medische
bijstand. De kosten van de medische bijstand verleend tijdens de termijnen bedoeld in de artikelen 1,
2 en 3, vallen onder de gerechtskosten. Onverminderd het in het eerste lid bepaalde recht, heeft
deze persoon subsidiair het recht een onderzoek door een arts naar keuze te vragen. De kosten voor dit
onderzoek vallen te zijnen laste. § 9. In het licht van de bijzondere omstandigheden
van de zaak kan de procureur des Konings of de gelaste onderzoeksrechter, naargelang van de stand van
de procedure, uitzonderlijk, bij een met redenen omklede beslissing, afwijken van de in de paragrafen
2 en 5 bepaalde rechten, ingeval een of meer van de volgende dwingende redenen zulks rechtvaardigen: a)
indien er sprake is van een dringende noodzaak om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid
of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen. De verhoren afgenomen zonder inachtneming van
de in de paragrafen 2 en 5 bepaalde rechten worden uitgevoerd met als enig doel en voor zover noodzakelijk
om de informatie te verkrijgen die essentieel is om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid
of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen; b) indien onmiddellijk optreden noodzakelijk
is om te voorkomen dat de strafprocedure substantiële schade wordt toegebracht. De verhoren afgenomen
zonder inachtneming van de in de paragrafen 2 en 5 bepaalde rechten worden uitgevoerd met als enig doel
en voor zover noodzakelijk om informatie te verkrijgen die essentieel is om te voorkomen dat de strafprocedure
substantiële schade wordt toegebracht. § 10. Onverminderd artikel 184ter van het Wetboek
van strafvordering, kan de procureur des Konings of de gelaste onderzoeksrechter, naargelang van de stand
van de procedure, uitzonderlijk, bij een met redenen omklede beslissing tijdelijk afwijken van het zonder
onnodig uitstel voorzien van de in paragrafen 2 en 5 bepaalde rechten, indien de geografische afstand
waarop de verdachte zich bevindt het onmogelijk maakt om het recht op toegang tot een advocaat binnen
die termijn te kunnen waarborgen en de uitoefening van deze rechten niet kan worden gerealiseerd via
telefoon of videoconferentie. Deze bepaling is niet van toepassing op de verdachte die zich bevindt binnen
de grenzen van de Staat zoals bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.". Art. 7. In artikel 16
van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 augustus 2016, worden de volgende wijzigingen
aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het derde lid vervangen als volgt: "De advocaat
mag opmerkingen formuleren overeenkomstig artikel 47bis, § 6, 7), van het Wetboek van strafvordering."; 2°
in paragraaf 2, vijfde lid, wordt de zin "Bij ontstentenis van de naleving van deze voorwaarden, wordt
de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld." opgeheven; 3° paragraaf 4 wordt vervangen als
volgt: " § 4. Indien de verdachte nog geen advocaat heeft, herinnert de onderzoeksrechter
hem eraan dat hij het recht heeft een advocaat te kiezen en neemt hij contact op met de permanentiedienst
die wordt georganiseerd door de Orde van Vlaamse balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone",
of bij gebrek hieraan door de stafhouder van de Orde of zijn gemachtigde. Van die formaliteiten wordt
melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor."; 4° in paragraaf 5, tweede lid, wordt de
zin "Bij ontstentenis van deze mededelingen, wordt de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld." opgeheven; 5°
in paragraaf 6, eerste lid, wordt de zin "Bij ontstentenis van de handtekening van de rechter, wordt
de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld." opgeheven; 6° een paragraaf 6bis wordt ingevoegd,
luidende: " § 6bis. De verdachte die de taal van de procedure niet verstaat, heeft het
recht om een vertaling van de relevante passages van het bevel te vragen in een taal die hij verstaat,
zodanig dat hij geïnformeerd is over de hem ten laste gelegde feiten en hij zich effectief kan verdedigen,
tenzij een mondelinge vertaling aan de verdachte werd verstrekt. Het verzoek dient ter griffie van de
rechtbank van eerste aanleg te worden neergelegd, op straffe van verval, binnen drie dagen na het verlenen
van het bevel tot aanhouding. De vertaling wordt verstrekt binnen een redelijke termijn. Indien
een mondelinge vertaling aan de verdachte werd verstrekt, wordt daarvan melding gemaakt in het bevel
tot aanhouding. De kosten van vertaling zijn ten laste van de Staat.". Art. 8. In titel
I van dezelfde wet wordt een hoofdstuk IV/1 ingevoegd, luidende: "Hoofdstuk IV/1. - Bijstand
van de advocaat bij de verhoren tijdens de periode van de handhaving van de voorlopige hechtenis". Art.
9. In hoofdstuk IV/1, ingevoegd bij artikel 8, wordt een artikel 24bis/1 ingevoegd, luidende: "Art.
24bis/1. De verdachte die zich in voorlopige hechtenis bevindt, heeft vanaf de betekening van het bevel
tot aanhouding recht op vertrouwelijk overleg met zijn advocaat overeenkomstig artikel 20, § 1,
recht op bijstand van een advocaat tijdens de verhoren die worden afgenomen en recht op de onderbreking
van het verhoor overeenkomstig artikel 2bis, § 5, tweede lid. In het licht van bijzondere omstandigheden
van de zaak kan de gelaste onderzoeksrechter beslissen te handelen overeenkomstig artikel 2bis, §§
9 en 10. Indien het verhoor op schriftelijke uitnodiging geschiedt met vermelding van een beknopte
omschrijving van de feiten, van het recht op vertrouwelijk overleg met zijn advocaat, het recht op bijstand
van zijn advocaat tijdens het verhoor, het recht om het verhoor eenmalig te onderbreken overeenkomstig
artikel 2bis, § 5, tweede lid, en de rechten bepaald in artikel 47bis, § 2, 2) en 3), van
het Wetboek van strafvordering, wordt betrokkene geacht zijn advocaat te hebben geraadpleegd. Enkel
de meerderjarige kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van het recht op bijstand van een advocaat
tijdens het verhoor in een door hem gedateerd en ondertekend document, waarin hem de nodige informatie
wordt verstrekt over de mogelijke gevolgen van een afstand van het recht op bijstand van een advocaat.
Betrokkene wordt in kennis gesteld dat hij zijn afstand kan herroepen. De verhoorder neemt contact
op met de permanentie bepaald in artikel 2bis, § 2, teneinde de gekozen advocaat of zijn plaatsvervanger
op te roepen voor het verhoor met vermelding van plaats, dag en uur. De advocaat die een verdachte die
zich in voorlopige hechtenis bevindt bijstaat of die een andere advocaat opvolgt, meldt zijn tussenkomst
onverwijld aan de in artikel 2bis, § 2, bedoelde permanentie. Indien het verhoor niet
op schriftelijke uitnodiging geschiedt of indien er tussen de uitnodiging en het verhoor geen vrije dag
wordt gelaten, zijn de bepalingen van artikel 2bis, §§ 2 en 3, van toepassing." HOOFDSTUK
5. - Wijzigingen van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel Art.
10. In artikel 10/1 van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, ingevoegd
bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de eerste zin van
de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de woorden "evenals van zijn recht om een derde van zijn vrijheidsbeneming
op de hoogte te laten brengen"; b) de derde zin van de bepaling onder 2° wordt aangevuld met
de woorden "en betreffende het recht om een derde van zijn vrijheidsbeneming op de hoogte te laten brengen"; c)
een bepaling onder 2° /1 wordt ingevoegd, luidende: "2° /1 van zijn recht om een advocaat in
de uitvaardigende staat aan te wijzen. De advocaat in de uitvaardigende staat verleent bijstand aan de
advocaat in België, door hem informatie en advies te verstrekken teneinde de persoon op wie het Europees
aanhoudingsbevel betrekking heeft zijn rechten uit hoofde van Kaderbesluit 2002/584/JBZ daadwerkelijk
te doen uitoefenen;". Art. 11. In hoofdstuk III, afdeling 2, onderafdeling 1, van dezelfde wet
wordt een artikel 10/3 ingevoegd, luidende: "Art. 10/3. § 1. Ingeval de betrokken persoon
zijn recht wenst uit te oefenen om een advocaat in de uitvaardigende staat aan te wijzen en hij nog geen
advocaat in deze lidstaat heeft, brengt het openbaar ministerie de uitvaardigende autoriteit hiervan
onverwijld op de hoogte. § 2. Het recht van de betrokken persoon om in de uitvaardigende
staat een advocaat aan te wijzen laat de in deze wet bepaalde termijnen onverlet.". Art. 12.
In dezelfde wet wordt een artikel 34/1 ingevoegd, luidende: "Art. 34/1. Ingeval de betrokken
persoon zijn recht inroept om in België een advocaat aan te wijzen en hij nog geen advocaat heeft, neemt
het openbaar ministerie contact op met de permanentiedienst die wordt georganiseerd door de Orde van
Vlaamse balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone". Het openbaar ministerie maakt
de beschikbare informatie zonder onnodig uitstel over aan de uitvoerende autoriteit.". HOOFDSTUK
6. - Inwerkingtreding Art. 13. Deze wet treedt in werking op 27 november 2016. Kondigen
deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal
worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 21 november 2016. FILIP Van Koningswege
: De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De
Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken
54-2030 Integraal verslag: 10 november 2016.