11 DECEMBER 2020. - Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken
De
Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de Grondwet, artikel 23; Gelet op de wet
van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, artikel 4; Gelet op de wet van 5 augustus
1992 op het politieambt, artikelen 11 en 42; Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de
civiele veiligheid, artikelen 181, 182 en 187; Gelet op het ministerieel besluit van 28 oktober
2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken; Gelet
op artikel 8, § 2, 1° en 2°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake
administratieve vereenvoudiging is dit besluit uitgezonderd van de regelgevingsimpactanalyse; Gelet
op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 december 2020; Gelet op het akkoord
van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 11 december 2020; Gelet op het advies van
de in Raad vergaderde Ministers, gegeven op 11 december 2020; Overwegende het ministerieel besluit
van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te
beperken, zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 1 november 2020 en 28 november 2020; Overwegende
het verzoekschrift neergelegd bij de Raad van State, ingediend op 4 december 2020, tot de schorsing bij
uiterst dringende noodzakelijkheid van artikel 8, artikel 15, §§ 1 en 3, artikel 17 en
artikel 26 van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020; Overwegende het arrest van de Raad
van State nr. 249.177 van 8 december 2020 in de zaak A. 232.384/X-17.848; dat de Raad daarin verwijst
naar artikel 19 van de Grondwet, artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel
18 van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; dat de Raad stelt "dat de godsdienstvrijheid
die in de voorliggende zaak in het geding is, een grondrecht van een bijzondere aard is en van oudsher
een prominente plaats in de Grondwet inneemt"; Overwegende dat de Raad verder stelt dat de vrijheid
van eredienst, in de woorden van het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 62/2016 van 28 april 2016,
één van "de kernwaarden van de bescherming is die de Grondwet aan de rechtsonderhorigen verleent" en
dat "het bestreden verbod van zodanige invloed op de godsdienstvrijheid van de verzoekende partijen is
dat het niet kan worden beschouwd als evenredig met het nagestreefde doel"; Overwegende dat
de Raad van State beveelt, bij wijze van voorlopige maatregel, dat de artikelen 15, §§
3 en 4, en 17 van het ministerieel besluit ten laatste op 13 december 2020 vervangen worden door maatregelen
die de collectieve uitoefening van de eredienst niet onevenredig beperken; Overwegende het Overlegcomité
dat is bijeengekomen op 10 december 2020, Besluit : Artikel 1. In artikel 15 van het
van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van
het coronavirus COVID-19 te beperken, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : " § 3.
Een maximum van 15 personen, kinderen tot en met 12 jaar, de ambtenaar van de burgerlijke stand en de
bedienaar van de eredienst niet meegeteld, mag aanwezig zijn bij de volgende activiteiten in de gebouwen
die hiervoor bestemd zijn : 1° de burgerlijke huwelijken; 2° de begrafenissen en
crematies, zonder de mogelijkheid tot blootstelling van het lichaam; 3° de collectieve uitoefening
van de eredienst en de collectieve uitoefening van de niet-confessionele morele dienstverlening en van
activiteiten binnen een filosofisch-levensbeschouwelijke vereniging. Tijdens de activiteiten
bedoeld in het eerste lid dienen de volgende minimale regels te worden nageleefd : 1° de uitbater
of organisator informeert de aanwezigen en personeelsleden tijdig en duidelijk zichtbaar over de geldende
preventiemaatregelen en verstrekt de personeelsleden een passende opleiding; 2° een afstand
van 1,5 meter tussen elke persoon wordt gegarandeerd en één enkele persoon per 10 m2
is toegelaten; 3° het bedekken van de mond en neus met een mondmasker is verplicht en het dragen
van andere persoonlijke beschermingsmiddelen wordt steeds sterk aanbevolen; 4° de activiteit
moet zo worden georganiseerd dat samenscholingen worden vermeden en dat de regels van social distancing
kunnen worden gerespecteerd, in het bijzonder voor wat betreft personen die buiten de inrichting of de
gebouwen wachten, desgevallend overeenkomstig de richtlijnen van de bevoegde overheid; 5° de
uitbater of organisator stelt middelen voor de noodzakelijke handhygiëne ter beschikking van het personeel
en de aanwezigen; 6° de uitbater of organisator neemt de gepaste hygiënemaatregelen om de inrichting
en het gebruikte materiaal regelmatig te desinfecteren; 7° de uitbater of organisator zorgt
voor een goede verluchting; 8° fysieke aanrakingen tussen personen zijn verboden, behalve tussen
de leden van eenzelfde huishouden; 9° fysieke aanrakingen van voorwerpen door verschillende
personen zijn verboden." Art. 2. In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 4 opgeheven. Art.
3. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. Art. 4. Dit besluit treedt in werking op
12 december 2020. Brussel, 11 december 2020. A. VERLINDEN