16 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 april 2020 tot toekenning van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet. Gelet op de wet van 27 maart 2020 tot machtiging van de Koning om een staatswaarborg
te verstrekken voor bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging
van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen,
artikel 2, § 1, eerste, derde en vijfde lid; Gelet op het koninklijk besluit van 14 april
2020 tot toekenning van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van
het coronavirus; Gelet op de regelgevingsimpactanalyse die werd uitgevoerd overeenkomstig de
artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging; Gelet
op het advies van de inspecteur van Financiën gegeven op 29 juli 2020; Gelet op de akkoordbevinding
van de Minister van Begroting gegeven op 30 juli 2020; Gelet op het advies 67.918/2/V van de
Raad van State, gegeven op 1 september 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°,
van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Overwegende dat de wet
van 27 maart 2020 de Koning heeft gemachtigd om, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, een staatswaarborg
te verstrekken; Dat artikel 2, § 1, vijfde lid van de wet van 27 maart 2020 bepaalt:
"De gewaarborgde kredieten zijn vanuit temporeel oogpunt die kredieten die vanaf de datum van inwerkingtreding
van het in het eerste lid bedoelde besluit tot en met 30 september 2020 worden verstrekt en een looptijd
van maximaal 1 jaar hebben. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad deze
termijn en looptijd verlengen indien dit in gevolge de ernst en duur van de negatieve effecten van het
coronavirus op de economie noodzakelijk is."; Overwegende dat deze wet de Koning de bevoegdheid
geeft om de periode te verlengen waarin de gewaarborgde kredieten het voorwerp zijn van een staatswaarborg
bij een in de Ministerraad overlegd besluit "indien dit in gevolge de ernst en duur van de negatieve
effecten van het coronavirus op de economie noodzakelijk is."; Overwegende dat het gepast is
de machtiging te gebruiken om de garantie te verlengen tot 31 december 2020, aangezien een dergelijke
verlenging "in gevolge de ernst en duur van de negatieve effecten van het coronavirus op de economie
noodzakelijk is"; Overwegende dat, op grond van het koninklijk besluit van 14 april 2020, een
staatswaarborg wordt toegekend voor kredieten die tot 30 september 2020 worden verleend; dat de einddatum
van 30 september ten tijde van de goedkeuring van de wet van 27 maart 2020 en het koninklijk besluit
van 14 april 2020 gerechtvaardigd was, aangezien toen werd vermoed dat de coronaviruscrisis maar van
korte duur zou zijn; dat een aanzienlijk aantal niet-financiële ondernemingen echter gedwongen werd voor
langere tijd dan initieel vermoed hun activiteiten op te schorten en/of aanzienlijk te verminderen; dat
het er twee maanden later alle schijn van heeft dat de coronaviruscrisis niet snel zal gaan liggen; dat
derhalve de einddatum van 30 september 2020 naar 31 december 2020 dient te worden verlaat, wil men de
negatieve effecten van het coronavirus op de economie zoveel mogelijk indammen; Overwegende
dat het bijgevolg aangewezen is om deze niet-financiële ondernemingen te blijven steunen tijdens de rest
van deze crisisperiode; overwegende dat het bijgevolg gerechtvaardigd is om de waarborg te verlengen
tot 31 december 2020, overeenkomstig de machtiging die aan de Koning werd verleend bij artikel 2 van
de voornoemde wet van 27 maart 2020; Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het
advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel
1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 april 2020 tot toekenning van een staatswaarborg voor
bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus worden de volgende wijzigingen
aangebracht: a) in de bepaling onder 7° worden de woorden "en gewijzigd op 8 juli 2020" ingevoegd
tussen de woorden "heeft gepubliceerd" en de woorden ", en als bijlage bij dit besluit wordt gevoegd"; b)
in de Franse tekst van de bepaling onder 10° worden de woorden "la partie adverse" vervangen door de
woorden "l'autre partie"; c) de bepaling onder 15° wordt aangevuld met de woorden "behalve
wat betreft kredieten die in aanmerking komen voor de staatswaarborg bedoeld in de wet van 20 juli 2020"; d)
er wordt een 15° /1 ingevoegd, luidende: "15° /1 "de wet van 20 juli 2020": de wet van 20 juli
2020 tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de
gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht
op kredietinstellingen en beursvennootschappen;"; e) in de bepaling onder 41°, wordt het woord
"securisatie" vervangen door het woord "securitisatie". Art. 2. In artikel 4, § 1, van
hetzelfde besluit worden de woorden "30 september 2020" telkens vervangen door de woorden "31 december
2020". Art. 3. In artikel 6, § 2, b), van hetzelfde besluit,worden de volgende wijzigingen
aangebracht: . 1° het woord "zin" tussen de woorden "tegenpartijen in" en de woorden "de zin
van artikel 3.3" wordt opgeheven; 2° in de Franse tekst wordt het woord "établissement" vervangen
door het woord "établissements". Art. 4. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met
de woorden ", voor zover het totaal van de door een kredietgever toegekende gewaarborgde kredieten de
in artikelen 10 tot 12 bedoelde grens niet overschrijdt". Art. 5. In artikel 8, § 1,
van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het woord "kredietgever"
wordt vervangen door het woord "kredietnemer" en de woorden "per groep waartoe een kredietnemer behoort
bepaalde" worden opgeheven; b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2°
het hoogste van onderstaande bedragen: a) het bedrag van de liquiditeitsbehoeften van de kredietnemer,
andere dan voor herfinancieringskredieten voor terugbetaling van of wederopnames van kredieten verleend
voor 1 april 2020, voor zijn activiteiten gedurende een periode van 18 maanden voor KMO's in de zin van
Verordening nr. 651/2014 en 12 maanden voor andere ondernemingen, zulke periode te rekenen vanaf de beoogde
datum van verlening van het gewaarborgde krediet, zoals dit bedrag door de kredietnemer in een behoorlijk
gemotiveerde schriftelijke verklaring wordt geschat waarin de kredietnemer eveneens toelicht of en in
welke mate hij of een met hem verbonden persoon ter dekking van deze behoeften andere kredietaanvragen
heeft ingediend of nog voornemens is in te dienen; b) het dubbele van de jaarlijkse totale loonkost,
met inbegrip van de sociale lasten en de kosten van personeel dat op de locatie van de onderneming werkt,
maar formeel op de loonlijst van onderaannemers staat, van het laatste afgesloten boekjaar van de kredietnemer;
voor kredietnemers die waarvan het eerste boekjaar nog niet is afgesloten op het ogenblik van de kredietaanvraag,
mag de kredietgever voortgaan op de door de kredietnemer in een schriftelijke verklaring geraamde jaarlijkse
loonsom voor de eerste twee exploitatiejaren; c) 25% van de omzet van het laatste afgesloten
boekjaar van de kredietnemer."; c) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende: "De
maximumbedragen waarvan sprake in deze paragraaf gelden per groep, en worden verminderd met het hoofdbedrag
van kredieten die in voorkomend geval aan de kredietnemer of een andere persoon van de groep waartoe
hij behoort zijn toegekend met toepassing van de wet van 20 juli 2020.". Art. 6. Artikel 10
van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Art. 10. De gewaarborgde portefeuille komt
in aanmerking voor de staatswaarborg in de mate dat het totaal van de op enig ogenblik gedurende de eerste
12 maanden beschikbare dan wel uitstaande hoofdsommen van alle gewaarborgde kredieten die door een kredietgever
of een daarmee verbonden persoon worden toegekend, niet hoger is dan de toegewezen enveloppe van die
kredietgever, berekend overeenkomstig artikelen 11 en 12, verminderd met de beschikbare dan wel uitstaande
hoofdsommen van alle door die kredietgever met toepassing van de wet van 20 juli 2020 toegekende kredieten
die als gewaarborgde kredieten in de zin van die wet zijn te aanzien. Een gewaarborgd krediet
waarvan de verlening, rekening houdend met de gewaarborgde kredieten onder de wet van 20 juli 2020, zou
leiden tot een overschrijding van de toegewezen enveloppe komt in zijn geheel niet in aanmerking voor
de staatswaarborg, en de toekenning van dergelijk krediet verhoogt de uitstaande hoofdsommen binnen de
toegewezen enveloppe niet.". Art. 7. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden "31
maart 2023" vervangen door de woorden "30 juni 2023". Art. 8. In het opschrift van hoofdstuk
5, afdeling 5 van hetzelfde besluit, wordt het woord "of" opgeheven. Art. 9. In artikel 21 van
hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het
eerste lid vervangen als volgt: "De overdracht door de kredietgever, zelfs onder de vorm van
een verpanding, van een gewaarborgd krediet, is niet toegelaten. Onder overdracht valt eveneens effectisering,
met inbegrip van effectisering met het oog op het gebruik van de effectiseringseffecten als onderpand."; 2°
in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "of deze effectiseert om de effectiseringseffecten" ingevoegd
tussen de woorden "in pand geeft" en de woorden "als onderpand". Art. 10. In artikel 22 van
hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1° worden
de woorden "30 september 2020" vervangen door de woorden "31 december 2020"; b) in de bepaling
onder 3°, b) worden de woorden "die in België, met dien verstande dat het gewaarborgde krediet kan bepalen
dat het voor kwalificerende buitenlandse activiteiten kan worden gebruikt voor zover zulk gebruik is
beperkt tot 10% van het gewaarborgd krediet, en zulk gebruik van het gewaarborgde krediet voor" vervangen
door de woorden "in België, met dien verstande dat, bij wege van uitzondering, daarmee ook kwalificerende
buitenlandse activiteiten mogen worden gefinancierd voor zover zulke financiering is beperkt tot 10%
van het gewaarborgd krediet, en zulke financiering van"; c) in de bepaling onder 11° worden
de woorden "1 oktober 2020" vervangen door de woorden "1 januari 2021". Art. 11. In artikel
23 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de Franse tekst
van de bepaling onder 3°, c), (i) wordt het woord "paiement" vervangen door het woord "paiements"; b)
in de Franse tekst van de bepaling onder 5°, c), (iv) worden de woorden "du crédit" vervangen door de
woorden "de paiement"; c) in de bepaling onder 5° worden de woorden "30 september 2020" telkens
vervangen door de woorden "31 december 2020". Art. 12. In artikel 24, van hetzelfde besluit
worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1° worden de woorden "30
september 2020" vervangen door de woorden "31 december 2020"; b) in de bepaling onder 2° worden
de woorden "30 september 2020" vervangen door de woorden "31 december 2020". Art. 13. In artikel
27, 2°, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling
onder a) worden de woorden "30 september 2020" vervangen door de woorden "31 december 2020"; 2°
in de bepaling onder b) worden de woorden "30 september 2020" vervangen door de woorden "31 december
2020". Art. 14. In artikel 33, § 2, 4°, van hetzelfde besluit worden de woorden "1 oktober
2021" vervangen door de woorden "1 januari 2022". Art. 15. In artikel 34, § 2, van hetzelfde
besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1° worden de woorden
"1 juli 2021" vervangen door de woorden "1 oktober 2021"; b) in de bepaling onder 7° worden
de woorden "1 oktober 2021" vervangen door de woorden "1 januari 2022". Art. 16. In hetzelfde
besluit wordt de bijlage vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit. Art. 17. Dit besluit
treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 18.
De minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 16
september 2020. FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister
van Financiën, A. DE CROO
Bijlage bij het koninklijk besluit van 16
september 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 april 2020 tot toekenning van een staatswaarborg
voor bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus Febelfin-Charter
betalingsuitstel ondernemingskredieten
Voor de raadpleging van de tabel, zie
beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 16 september 2020 tot wijziging
van het koninklijk besluit van 14 april 2020 tot toekenning van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten
in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus. FILIP Van Koningswege : Vice-Eerste
Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO