FEDERALE OVERHEIDSDIENST BELEID EN ONDERSTEUNING EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
12 JUNI 2020. - Koninklijk besluit betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, ten gunste van de vrijwillige leden van het operationeel personeel van de hulpverleningszones
FILIP, Koning
der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de
wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor
ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, artikel 1, eerste
lid, 12°, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014; Gelet op het koninklijk besluit van 21 januari
1993 betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, ten gunste van sommige personeelsleden uit
de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten; Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari
2017 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de arbeidsongevallen en de beroepsziekten in de
overheidssector; Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen
van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, artikel 15, eerste lid; Gelet op
de dringende noodzakelijkheid; Gelet op de adviezen van de Inspecteurs van Financiën, gegeven
op 10 april 2020 en 14 april 2020; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting,
d.d. 20 april 2020; Gelet op het protocol nr. 223/1 van 5 mei 2020 van het Gemeenschappelijk
Comité voor alle overheidsdiensten; Gelet op het artikel 8 van de wet van 15 december 2013 houdende
diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse
gezien de hoogdringendheid gemotiveerd door het gezondheidsrisico die het coronavirus COVID-19 met zich
meebrengt; Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de situatie betreffende
COVID-19, die niet toelaat om dertig dagen te wachten op het advies van de afdeling wetgeving van de
Raad van State door het feit dat deze pandemie een belangrijk gezondheidsrisico vormt voor de vrijwillige
leden van het operationeel personeel van de hulpverleningszones waarvoor de besmetting met COVID-19 momenteel
niet als beroepsziekte kan worden erkend omdat de nodige voorzieningen voor het tenlasteneming van de
vergoedingen en renten nog niet zijn getroffen; Overwegende het uitbreken van het SARS-CoV-2
virus waarvan de snelle verspreiding over de wereld niet voorzienbaar was; Overwegende de afkondiging
van de internationale noodsituatie voor de volksgezondheid (PHEIC) door de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) op 30 januari 2020; Overwegende de kwalificatie van het coronavirus COVID-19 als een pandemie
door de WHO op 11 maart 2020; Overwegende de karakteristieken van het coronavirus COVID-19,
in het bijzonder met betrekking tot de besmettelijkheid, het sterfterisico en het aantal gevallen dat
werd gedetecteerd; Overwegende de verspreiding van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied,
en in België; Overwegende het feit dat het onontbeerlijk is om maatregelen te nemen om de goede
werking van de hulpverleningszones en de continuïteit van de operationele diensten van de hulpverleningszones
te waarborgen teneinde de bescherming van de bevolking te garanderen; Overwegende dat de effectieve
toepassing van de regeling inzake beroepsziekten op de vrijwillige leden van het operationeel personeel
van de hulpverleningszones dringend noodzakelijk is gezien de toegenomen risico's waaraan zij in de huidige
omstandigheden in het bijzonder zijn blootgesteld; Gelet op het advies nr. 67.318/1 van de Raad
van State, gegeven op 6 mei 2020 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten
op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van
Ambtenarenzaken, van de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, van de Minister van Sociale Zaken,
van de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben
Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Artikel 10 van het koninklijk besluit van 25 februari
2017 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de arbeidsongevallen en de beroepsziekten in de
overheidssector treedt, wat betreft de vrijwillige leden van het operationeel personeel van de hulpverleningszones,
in werking op 11 maart 2020. Art. 2. Artikel 17 van het koninklijk besluit van 21 januari 1993
betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, ten gunste van sommige personeelsleden uit de
provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 2014,
wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, is voor de vrijwillige
leden van het operationeel personeel van de hulpverleningszones de jaarlijkse bezoldiging het bedrag
vermeld onder artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet.". Art. 3. Artikel 21 van hetzelfde
besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 november 2017, waarvan de bestaande tekst paragraaf
1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. In afwijking van
§ 1 vallen de door een beroepsziekte getroffen vrijwillige leden van het operationeel personeel
van de hulpverleningszones, tijdens de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid om hun hoofdzakelijke
beroepsactiviteit uit te oefenen en voor de vergoeding van deze arbeidsongeschiktheid, onder de desbetreffende
regeling : 1° van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding
voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector
als ze aan deze wet worden onderworpen in het kader van hun hoofzakelijke beroepsactiviteit; 2°
van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die
ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, als ze aan deze wetten worden onderworpen in het kader
van hun hoofzakelijke beroepsactiviteit; 3° van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende
instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen
en van de meewerkende echtgenoten, als ze aan dit koninklijk besluit worden onderworpen in het kader
van hun hoofzakelijke beroepsactiviteit.". Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van
11 maart 2020. Art. 5. De minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft, de Minister
die de Binnenlandse Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, de Minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid
heeft en de Minister die de Zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, zijn belast, ieder wat hem betreft,
met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 12 juni 2020. FILIP Van
Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, D. CLARINVAL De Minister van
Veiligheid en Binnenlandse Zaken, P. DE CREM De Minister van Sociale Zaken, M.
DE BLOCK De Minister van Zelfstandigen D. DUCARME.