J U S T E L - Geconsolideerde wetgeving | ||||
Einde | Eerste woord | Laatste woord | Aanhef | |
Inhoudstafel | ||||
Handtekening | Einde | Franstalige versie | ||
belgiëlex . be - Kruispuntbank Wetgeving | ||||
Raad van State | ||||
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving | ||||
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2019/03/14/2019030325/justel |
Titel |
---|
14 MAART 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de lijst met actoren die de toelating hebben om het mechanisme van de glijdende huurovereenkomst in de praktijk te brengen Bron : BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Publicatie : 05-04-2019 nummer : 2019030325 bladzijde : 35526 PDF : originele versie Dossiernummer : 2019-03-14/14 Inwerkingtreding : 15-04-2019 |
Inhoudstafel | Tekst | Begin |
---|---|---|
Art. 1 |
Tekst | Inhoudstafel | Begin |
---|---|---|
Artikel 1. Enig artikel. De rechtspersonen die de toelating krijgen om het mechanisme van de glijdende huurovereenkomst in de praktijk te brengen, in toepassing van artikel 263, § 1, 2de lid van de ordonnantie van 27 juli 2017 met het oog op de regionalisering van de huurovereenkomst, zijn: 1° de sociale verhuurkantoren die krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2015 houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren erkend zijn; 2° de verenigingen die ijveren voor de integratie via de huisvesting die erkend zijn krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 juli 2016 betreffende de toekenning van subsidies aan verenigingen die ijveren voor de integratie via de huisvesting; 3° de erkende centra en diensten bedoeld in artikel 3, 2° en 4° van de ordonnantie van 7 november 2002 betreffende de centra en diensten voor bijstand aan personen; 4° de partners bedoeld in artikel 1, 8° van het decreet van 13 oktober 2016 betreffende de erkenning en de subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden; 5° de hulp en diensten zoals bedoeld in artikel 2, 7° van het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van hulp en dienstverlening aan gedetineerden; 6° de Centra Algemeen Welzijnswerk bedoeld door artikel 2, 2° van het decreet van 8 mei 1999 betreffende het algemeen welzijnswerk; 7° de diensten bedoeld in artikel 2, 5° tot 7° van de ordonnantie van 14 juni 2018 betreffende de noodhulp aan en de inschakeling van daklozen; 8° de initiatieven voor beschut wonen bedoeld in artikel 2, 9° van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging; 9° de initiatieven van beschut wonen zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten; 10° de onthaalcentra bedoeld in artikel 2 van het decreet van 27 mei 1999 betreffende de toekenning van de erkenning en van subsidies voor de onthaaltehuizen; 11° de openbare vastgoedoperatoren; 12° de diensten voor geestelijke gezondheidszorg, de centra voor algemeen welzijnswerk en de diensten die actief zijn op het gebied van verslaving erkend krachtens artikels 3, 6 en 9 van het decreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in de domeinen van de Sociale Actie, het Gezin en de Gezondheid; 13° en de voorzieningen erkend op grond van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg ; 14° de begeleidingsdiensten, de diensten van inclusief wonen en aangepaste collectieve huisvesting en de erkende verenigingen respectievelijk bedoeld door de artikelen 19, 3°, 62, 1° en 2° en 99 van het decreet van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap; 15° de zorgverleners die gemachtigd zijn op grond van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap; 16° de voorzieningen erkend op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand; 17° de voorzieningen erkend op basis van het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap; 18° de voorzieningen erkend op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg; 19° De thuiszorgvoorzieningen bedoeld in artikel 2, 14° van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009; 20° de actiediensten in open milieu bedoeld door artikel 2, 30° van het decreet van 18 januari 2018, houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming; 21° de verenigingen bedoeld in artikel 2, 4° van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding; 22° voorzieningen voor de ondersteuning van personen met een visuele beperking die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest actief zijn. |
Handtekening | Tekst | Inhoudstafel | Begin |
---|---|---|---|
Brussel, 14 maart 2019. Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: R. VERVOORT, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering C. FREMAULT, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmileu en Energie |
Aanhef | Tekst | Inhoudstafel | Begin |
---|---|---|---|
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 263, § 1, 2de lid, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd door de ordonnantie van 27 juli 2017; Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting, gegeven op 17 januari 2019; Gelet op de gendertest uitgevoerd op 22 januari 2019 in toepassing van artikel 3, 2° van ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op advies 65.323/3 van de Raad van State, gegeven op 25 februari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voordracht van de Minister die bevoegd is voor Huisvesting; Na beraadslaging, Besluit : |
Begin | Eerste woord | Laatste woord | Aanhef | ||
Inhoudstafel | |||||
Franstalige versie |